Theme 3 3KB Recap

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Welcome class 3

planner

• Log into lessonup
• Recap grammar 6
• Recap grammar 7 
• Word exercises 

Goals: 

you know how to use the grammars of theme 3

You know the translations to the words of theme 3. 

Today's Mood

Grammar Theme 3

present perfect vs. past simple

both each all every none

De volgende dia's bevatten een korte uitleg. Lees ze door, daarna krijg je vragen. 

Past Simple = verleden tijd

werkwoord + -ed OF 2e rijtje onregelmatig

I work at a supermarked.        =       I worked at a supermarket last                                                                        year.

I saw him this morning.

In het verleden gebeurd en is nu afgelopen.

I ....... (clean) my room yesterday.

Present Perfect = voltooid tegenwoordige tijd

have / has + werkwoord + ed OF have/has + 3e rijtje.

I work at the supermarket    =    I have worked at a supermarket                                                                     for 2 years.

She has not seen him since the Christmas holiday.

In het verleden begonnen, maar gaat nu nog door.

In het verleden gebeurd en nu nog resultaat.

I lived in Rotterdam in 2010. 

I have lived in Breda since 2010.

past simple

present perfect

Hoe goed snap je deze grammatica?

oefening baart kunst dus we gaan hierna oefenen!

0100

Batman left the building.

Batman has left the building.

Present Perfect

Past Simple

Past simple

Wat is de regel van de past simple?

1. hele ww+ -ed of 2e rijtje
2. shit = hele ww+ -s
3. werkwoord + ing

de regel is ww + ed of 2e ritje

Kies de past simple.

1. worked
2. has worked

Kies de past simple.

1. cut
2. has cut

Present perfect:

Wat is de regel van de present perfect?

1. hele werkwoord + -ed. (worked)
2. shit rule= hele ww+ -s
3. vorm van to be (am/are/is) + hele werkwoord + -ing
4. have/has + voltooid deelwoord (helped, found)

have/has + werkwoord-ed of have/has + 3e rijtje.
Kies de present perfect.

1. worked
2. has worked

Kies de present perfect.

1. get
2. has gotten

Wat zijn signaalwoorden voor de past simple?

1. for, since, yet, already, ever, never,
2. yesterday, last year, ago, when

Which signal words are used in the Present Perfect?

1. for, since, yet, already, ever, never,
2. yesterday, last week, last year, in 2010

Past simple
Wanneer gebruik je de past simple.

1. Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
3. Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
4. Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Present perfect
Wanneer gebruik je de Present perfect?

1. Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
3. Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
4. Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Kies de juiste vorm

De regel - signaalwoorden en wanneer je het gebruikt moet je uit je hoofd kennen. 

Daarna kun je de juiste vorm maken / kiezen.

Past Simple <> Present Perfect
______ you _____ (eat) eggs for breakfast yesterday?

1. Did ... ate
2. Have ... eaten
3. Did .... eat
4. Has ... eaten

Past Simple / Present Perfect:
Me and my friends _____ (to watch) a movie yesterday.

1. watched
2. have watched

Kies uit: Present Simple, Past Simple, Present Perfect
Vertaal: Ik ben vorige week naar Parijs gereden

1. I driving to Paris last week
2. I drove to Paris last week
3. I had driven to Paris last week

Past Simple <> Present Perfect
I _________ that before.

1. did never
2. do
3. didn't
4. have never done

Use the present perfect:
Martha..... her homework. (finish)

We ... (celebrate) my father's birthday yesterday.

Present Perfect (PP)

I've lived in Egmond since 2009.

• PP begon in het verleden en is nu nog steeds zo!
• PP heeft FYNE JAS.
• PP: Has of Have + ww + ed
  
• PP: Has of Have + 3e rij onr. ww.
  

Past Simple (PS)

I lived in Egmond in 2009.

• PS gebeurd nu niet meer.
  
• PS heeft LADY.
  
• PS: werkwoord + ed of 2e rijtje onr. werkwoord.
  

How did it go?

😒🙁😐🙂😃

I............................
fed the hamster.

1. have
2. has

Victoria .......................
read the newspaper.

1. have
2. has

I asked a totally ... question but she was very upset about it.

1. sweet
2. love
3. simply
4. innocent

What is the English translation of "onschuldig"?

1. guilty
2. criminal
3. innocent
4. waste

hulpdiensten

1. help efforts
2. emegency services
3. emergency services
4. emergency-services

lavatory

1. trechter
2. spons
3. hoedenplank
4. wc

spoor ( alsin op het goede spoor zijn)

1. tain
2. trail
3. traim
4. tail

foam

1. föhn
2. boete
3. kenmerk
4. schuimrubber

victim

1. verdachte
2. ooggetuige
3. handlanger
4. slachtoffer

sproeten

1. freckels
2. freckles
3. frekkels
4. frackels

court

1. plaats delict
2. misdaad
3. rechtbank
4. zaak

increase

1. verkleinen
2. beschadigen
3. vergroten
4. onbeschadigd

voortvluchtige

1. fugutive
2. thug
3. fugitive
4. og

sleeve

1. hoes
2. mouw
3. getatoeerde arm
4. roem

getuige zijn van

1. to see
2. best man
3. to witness
4. to getoog

apotheek

1. apotheque
2. pharmacy
3. pharmacist
4. apothecy

zakkenroller

1. pickpocket
2. pick pocket
3. pick-pocket

DONE!

Als de les nog niet voorbij is kun je de woorden van hoofdstuk 3 gaan leren.  Tb.p. 41 

Huiswerk: leren woorden C+D+G theme 3 + grammar 6