unité 4 - bijwoord

Grammatica deel 2
het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica deel 2
het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord

Slide 1 - Diapositive

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
(leg kort uit in het Nederlands)

Slide 2 - Question ouverte

bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord krijgt het bijvoeglijk naamwoord een
Bij een zelfstandig naamwoord in het meervoud krijgt het bijv. nw
Bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord dat meervoud is, krijgt het bijv. nw
E
S
ES

Slide 3 - Question de remorquage

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in:
une _______ maison (groot)
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 4 - Quiz

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in:
un _________ garçon (klein)
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 5 - Quiz

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in:
des _______ tantes (leuke)
A
joli
B
jolie
C
jolis
D
jolies

Slide 6 - Quiz

Bijzondere vormen
- als een bijv. nw. al eindigt op een e          komt er niet nog een e achter (denk aan jeune, moderne, immense)
- Als een bijv. vw. eindigt op een s of x              komt er niet nog een s achter (denk aan français, heureux, vieux)

Slide 7 - Diapositive

Nog meer bijzondere vormen
- woorden die op een x eindigen, krijgen in de vrouwelijke vorm se (heureux           heureuse)
- woorden die op een f eindigen, krijgen in de vrouwelijke vorm ve (sportif           sportive)  

 

Slide 8 - Diapositive

Het bijwoord
Het bijwoord zegt iets over alle andere woorden (dus geen zelfstandig naamwoord)

- werkwoord (meestal) 
- bijvoeglijk naamwoord
- ander bijwoord
- een hele zin

Slide 9 - Diapositive

Het bijwoord maken
je zet -ment achter het bijvoeglijke naamwoord
c'est un animal rare (het is een zeldzaam dier) 
bijwoord = rarement

Eindigt het bijvoeglijknaamwoord niet op een klinker, dan zet je ment achter de vrouwelijke vorm 
heureux > heureuse > heureusement

Slide 10 - Diapositive

Maak het bijwoord van
vrai
A
vraiement
B
vraiment

Slide 11 - Quiz

Maak het bijwoord van
seul
A
seulment
B
seulsment
C
seulement
D
seulesment

Slide 12 - Quiz

Maak het bijwoord van
autre

Slide 13 - Question ouverte

Maak het bijwoord van
facile

Slide 14 - Question ouverte

Maak het bijwoord van
normal

Slide 15 - Question ouverte

Maak het bijwoord van
créatif

Slide 16 - Question ouverte

Onregelmatige vorm 
goed = bien
slecht = mal
beter = mieux
snel = vite 
lang (tijd) = longtemps

Dit moet je uit het hoofd leren.

Slide 17 - Diapositive

Bijwoord (3)
Onregelmatige bijwoorden



Bijv. nw.
Bijwoord
Vertaling
bon
bien
goed
mauvais
mal
slecht
meilleur
mieux
beter
long
longtemps
lang (tijd)
rapide
vite (rapidement)
snel

Slide 18 - Diapositive

hij speelt goed.
A
il joue bon
B
il joue bien
C
il joue mal
D
il joue rapidement

Slide 19 - Quiz

hij danst beter dan jij
A
il danse bien que toi
B
il danse plus bien que toi
C
il danse mieux que toi

Slide 20 - Quiz

je parle ...(snel)
A
rapidement
B
rapide

Slide 21 - Quiz

Snap je het bijwoord?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Sondage