M3 en M4 week 12

M3 en M4 week 12
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

M3 en M4 week 12

Slide 1 - Diapositive

1HV1 Première leçon
Les objectifs mavo 3 :
 Unité 3 C'est la fête
* Je kunt de grammatica en vocab toepassen d.m.v. een oefentoets te maken.
Le programme :
  • Faire: -Bereid je kaartjes voor presentatie avis de recherche voor.
- Portfolio (opdracht 3): ex.31
Diagnostische toets
- test vocab
- test grammaire
- test phrases


Bonjour! Bienvenue à la semaine douze!
Les objectifs mavo 4:
* Je kunt een gesprek voeren in een restaurant/ winkel.
* Je kunt jezelf voorstellen in het Frans
* Je kunt vertellen over je toekomst na school in het Frans.
* Je kunt leesstrategieën toepassen
Le programme :
  • MO Parler Unité 4 + syllabus
  • Uitspraak teksten
  • Leesvaardigheid Lire U 2; ex. 4,5,6
  • Oefenen met oud examens

Slide 2 - Diapositive

mavo 3 

1e uur
- répéter la semaine dernière
- lesson up

2e uur in deze volgorde
- online d-toets 
- corrigeren ex. 23-30
- kaartjes maken presentatie avis de recherche volgende week


mavo 4 

1e uur
- zelfst. werken aan sylabus
- examensite teksten

2e uur
-samen lees strategieën doornemen 
- vragen stellen!! 

Slide 3 - Diapositive

Lesson up
Prend ton ordinateur

Vul je klascode in Mavo3 : bnoga
Vul je klascode in Mavo 4:  nhpif








Slide 4 - Diapositive

mettre

Slide 5 - Diapositive

Wat betekent het werkwoord mettre?
A
Leggen / Zetten
B
Leggen / Meten
C
Meten / Zetten
D
Meten / Pakken

Slide 6 - Quiz

Hoe vertaal je mettre la table in het Nederlands?
A
de tafel dekken
B
de tafel afruimen

Slide 7 - Quiz

elles ... (mettre, présent)
A
mettent
B
mettons

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste vorm van mettre? présent - Nous.......
A
mettons
B
avons mis
C
mettez
D
avez mis

Slide 9 - Quiz

Pierre.... la table (mettre) présent
A
met
B
mettez
C
mettent
D
mets

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste vorm in van 'mettre'.

Je ne ... pas le pantolon vert.
A
ai mis
B
metts
C
mets
D
met

Slide 11 - Quiz

Papa et maman.... la table (mettre) présent
A
met
B
mettez
C
mettent
D
mets

Slide 12 - Quiz

il .........
hij heeft gelegd
mettre / LET OP: passé - composé!
A
est mis
B
a mis
C
est mi
D
as mi

Slide 13 - Quiz

Het bijwoord maken
je zet -ment achter het bijvoeglijke naamwoord
c'est un animal rare (het is een zeldzaam dier) 
bijwoord = rarement

Eindigt het bijvoeglijknaamwoord niet op een klinker, dan zet je ment achter de vrouwelijke vorm 
heureux > heureuse > heureusement

Slide 14 - Diapositive

Het bijwoord
Het bijwoord zegt iets over alle andere woorden (dus geen zelfstandig naamwoord)

- werkwoord (meestal) 
- bijvoeglijk naamwoord
- ander bijwoord
- een hele zin

Slide 15 - Diapositive

Maak het bijwoord van
vrai
A
vraiement
B
vraiment

Slide 16 - Quiz

Bijzondere vormen
- als een bijv. nw. al eindigt op een e          komt er niet nog een e achter (denk aan jeune, moderne, immense)
- Als een bijv. vw. eindigt op een s of x              komt er niet nog een s achter (denk aan français, heureux, vieux)

Slide 17 - Diapositive

Maak het bijwoord van
seul
A
seulment
B
seulsment
C
seulement
D
seulesment

Slide 18 - Quiz

Maak het bijwoord van
autre

Slide 19 - Question ouverte

Maak het bijwoord van
normal

Slide 20 - Question ouverte

Nog meer bijzondere vormen
- woorden die op een x eindigen, krijgen in de vrouwelijke vorm se (heureux           heureuse)
- woorden die op een f eindigen, krijgen in de vrouwelijke vorm ve (sportif           sportive)  

 

Slide 21 - Diapositive

Maak het bijwoord van
créatif

Slide 22 - Question ouverte

Onregelmatige vorm 
goed = bien
slecht = mal
beter = mieux
snel = vite 
lang (tijd) = longtemps

Dit moet je uit het hoofd leren.

Slide 23 - Diapositive

Geef antwoord op de volgende vragen:
1.Heb je het doel behaald? Zie eerste slide.
2.Wat ging er goed in de les?
3.Wat kan er de volgende les beter?

Slide 24 - Question ouverte