Leesvaardigheid bij toets 2DT11

Leesvaardigheid toets 1
citeren
hoofdzaken/ bijzaken en 
hoofdgedachte 

1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Leesvaardigheid toets 1
citeren
hoofdzaken/ bijzaken en 
hoofdgedachte 

Slide 1 - Diapositive

Citeren
Een zin letterlijk overnemen uit een tekst. Je mag de zin afkorten. 
Schrijf het eerst woord van de zin op, daarna drie puntjes en daarna het laatste woord. 

Slide 2 - Diapositive

Hoofdgedachte en hoofdzaken
Wat in een tekst belangrijk is, noem je hoofdzaken. Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding en in het slot. Lees ook de eerste en laatste zin van elke alinea, want hierin staat meestal de belangrijkste informatie.
De rest van de alinea is dan bijvoorbeeld een uitleg of een voorbeeld. Ook tussenkopjes en anders gedrukte woorden helpen je om de hoofdzaken van een tekst te vinden.

Slide 3 - Diapositive

Hoofdgedachte en hoofdzaken
Het belangrijkste van een tekst kun je in één zin samenvatten. Die ene zin noem je de hoofdgedachte. Om die zin te vinden, stel je de vraag: Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? Je vindt de hoofdgedachte vaak in de inleiding of in het slot van de tekst.

Slide 4 - Diapositive

Hoofdgedachte en hoofdzaken
Zo vind je de hoofdgedachte:

  • Bepaal het onderwerp van de tekst.
  • Geef in één zin antwoord op de vraag: Wat zegt de schrijver over het onderwerp? Noem in je zin in elk geval het onderwerp.

Slide 5 - Diapositive

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

Slide 6 - Question ouverte

Waar vind je de hoofdgedachte vaak?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

Slide 8 - Question ouverte

Hoofd- en bijzaken.
Wat is een hoofdzaak eigenlijk?
A
Hoofdzaken geven de belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
B
Hoofdzaken geven minder belangrijke informatie.
C
Hoofdzaken maken de tekst iets duidelijker
D
Hoofd- en bijzaken bestaan niet.

Slide 9 - Quiz

Hoofdzaak of bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 10 - Quiz