week 37, les 1, VT2L klas

1 / 39
suivant
Slide 1: Vidéo interactive avec 1 diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

1

Slide 1 - Vidéo

00:00
Cette chanson (liedje) s'appelle 'BELLE'.
Wat betekent 'BELLE'

Slide 2 - Question ouverte

Bonjour! 
Aujourd'hui 
nous sommes 
mercredi ......septembre
semaine 37
cours 1

Slide 3 - Diapositive

BUT DU COURS:  

  • Partie C: PARLER

  • GRAMMAIRE HERH. LJ 1
    bijvoeglijk naamwoord

PARLER
CONCENTRATION
COMPÉTENCES

Slide 4 - Diapositive

Départ
  1. Intro
  2. Grammaire: Bijv nw
  3. Au travail
  4. Quizlet
  5. Fin du cours
(05m)

(20 m)

(20m)

 (05m)

 (05m)

Slide 5 - Diapositive

4

Slide 6 - Vidéo

00:10
Een bijvoeglijk nw zegt iets over....
A
zelfstandig naamwoorden
B
werkwoorden
C
bijwoorden
D
bijzinnen

Slide 7 - Quiz

00:43
Het groene huis = la maison .....
A
VERT
B
VERTE
C
VERTS
D
VERTES

Slide 8 - Quiz

01:00
De blauwe broeken = les pantalons (m) ....
A
BLEU
B
BLEUS
C
BLEUE
D
BLEUES

Slide 9 - Quiz

01:23
Hoe zeg je 'De sneakers zijn mooi' = Les baskets (vr) sont ....
A
BEAU
B
BEAUX
C
BELLE
D
BELLES

Slide 10 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord
  • swfes
La fille est petite
Le garçon est petit
Les filles sont petites
Wat betekent het woord petit?
Hoe wordt dit woord in de 3 zinnetjes vertaald?

Slide 11 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord

zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Mon frère est grand           Mijn broer is groot





past zich in het Frans aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort

Slide 12 - Diapositive

Hoe past het bijv. naamwoord zich aan? Oef 16

Slide 13 - Diapositive

Een paar voorbeelden...

Slide 14 - Diapositive

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een vrouwelijk zelfst nw krijgt een extra ...
A
e
B
s
C
es
D
niets

Slide 15 - Quiz

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een mannelijk zelfst nw krijgt dus
A
niets erbij
B
een extra e
C
es erbij
D
s erbij

Slide 16 - Quiz

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een mannelijk zelfst nw in meervoud krijgt
A
niets erbij
B
es
C
s
D
e

Slide 17 - Quiz

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een vrouwelijk zelfst nw in meervoud krijgt
A
s
B
niets erbij
C
es
D
e

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste antwoord:
Léa est une fille _____ (blond)
A
blonde
B
blond

Slide 19 - Quiz

Maak de zin goed af:
Léa et Anna sont ___ (petit)
timer
1:00

Slide 20 - Question ouverte

Kies het juiste antwoord:
La maison est très _______ (grand)
A
grande
B
grand
C
grands
D
grandes

Slide 21 - Quiz

Maak de zin goed af:
C'est un film ___ (difficile)
timer
1:00

Slide 22 - Question ouverte

Maak de zin goed af:
Les garçons sont _____(gentil)
timer
1:00

Slide 23 - Question ouverte

         Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn onregelmatig!
 Daarbij gelden NIET de regels die je net hebt gezien.






Het gaat om de volgende bijvoeglijke naamwoorden:
  • bon          (goed, lekker)
  • beau        (mooi)
  • nouveau (nieuw)
  • vieux        (oud)

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?

Paris est une belle ville
A
Paris
B
belle
C
ville
D
une

Slide 26 - Quiz

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?

C'est une chanson (liedje) française
A
une
B
c'est
C
chanson
D
française

Slide 27 - Quiz

Welk woord in de zin is een bijvoeglijk naamwoord?
C'est une famille formidable.
A
C'est
B
une
C
famille
D
formidable

Slide 28 - Quiz

Welke zin is grammaticaal correct?
A
J'ai une copine français.
B
Mon père a un vélo grises.
C
Nous avons une grands maison.
D
Elle a une petite soeur.

Slide 29 - Quiz

Zet het bijvoeglijk naamwoord
"beau" in de juiste vorm:
J'ai une ________ copine.
timer
1:00

Slide 30 - Question ouverte

4. AU TRAVAIL
  1. Faire Chapitre 1 :
    - Partie A + B afmaken
    - P. 26/27 portfolio
    -Partie C (ensemble 10 min)
  2. Fini? Ga boekje A1/A1+ in de mediatheek halen
  3. Remplis la réflexion Page 6
timer
1:00

Slide 31 - Diapositive

  • Partie A tm C
  • Daarna 2x rondes


Slide 32 - Diapositive

au prochain cours!

Slide 33 - Diapositive

Au Travail
  • Prends le portfolio
  • Page 24 + 25

Slide 34 - Diapositive

PLAATS
Het is een grijze kat.                                   C'est un chat gris.
Het is een schattig konijn.                            C'est un lapin adorable.

Wat valt je op?

Slide 35 - Diapositive

PLAATS
Het is een grijze kat.                                   C'est un chat gris.
Het is een schattig konijn.                            C'est un lapin adorable.

Wat valt je op?
* In het Nederlands staat het bijvoeglijk naamwoord altijd VOOR het zelfstandig naamwoord.
* In het Frans staat het er meestal juist ACHTER.

Slide 36 - Diapositive

Uitzonderingen
De volgende bijvoeglijk naamwoorden staan in het Frans altijd VOOR het zelfstandig naamwoord
bon                            vieux
grand                          petit
beau                          nouveau



Slide 37 - Diapositive

Welke zin klopt NIET?
A
Il a une table brune.
B
Elsa a un oncle espagnol.
C
J'ai une française copine.
D
Vous avez un vélo orange?

Slide 38 - Quiz

Welke zin is grammaticaal FOUT?
A
Des vieilles maisons
B
Les petites filles
C
Le livre beau
D
Le nouveau portable

Slide 39 - Quiz