MTE Les 6 1F

MedTerm 1.1 - Les 6
3
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
fysiologieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

MedTerm 1.1 - Les 6
3

Slide 1 - Diapositive

Tijdschema:
Do 21 oktober: VAKANTIE!

Do 28 oktober: Opdracht 7 uit handleiding presenteren.

Do 4 november: Laatste les: oefenen en herhalen

5 november casustoets


Slide 2 - Diapositive

Deze les....
Oefenen pathologie en richtingen







Slide 3 - Diapositive

Tachypneu =
A
Trage hartslag
B
Hoge zuurstofconcentratie
C
Snelle ademhaling
D
Trage ademhaling

Slide 4 - Quiz

Hypotensie
A
Hoge bloeddruk
B
Onregelmatige hartslag
C
Stress door hoge hypotheeklasten
D
Lage bloeddruk

Slide 5 - Quiz

Wat is een pathogeen?
A
Ziekteverschijnsel
B
Ziekteverwekker
C
Medicijn tegen ziekte
D
Afweerreactie tegen ziekte

Slide 6 - Quiz

Wat is necrose?
A
Verdoving
B
Afsterven van weefsel
C
Bacteriële infectie
D
Allergische reactie

Slide 7 - Quiz

Wat betekent malaise?

Slide 8 - Question ouverte

Wat is een contra-indicatie?
A
Reden om een medicijn te geven
B
Reden om een röntgenfoto aan te vragen
C
Reden om een medicijn NIET te geven
D
Bijwerking van een medicijn

Slide 9 - Quiz

Wat betekent collaps?
A
Botsing
B
Verkleving
C
Flauwte
D
Samenwerking

Slide 10 - Quiz

Wat betekent stenose?
A
Verharding
B
Botvorming
C
Verplaatsing van water
D
Vernauwing

Slide 11 - Quiz

Wat is een trombus?
A
Bloeding
B
Trommelvlies
C
Trilling
D
Bloedstolsel

Slide 12 - Quiz

Wat is een laesie?
A
Letsel
B
Ontspanning
C
Oplossing
D
Oorlel

Slide 13 - Quiz

Wat betekent partus?
A
Gedeelte
B
Bijzonder
C
Bevalling
D
Netvlies

Slide 14 - Quiz

Wat is benigne?
A
Kwaadaardig
B
Gebakje
C
Onderbeen
D
Goedaardig

Slide 15 - Quiz

Waar ligt je pols ten opzichte van je elleboog?
A
Lateraal
B
Inferior
C
Distaal
D
Craniaal

Slide 16 - Quiz

Waar ligt je navel ten opzichte van je tepel?
A
Craniaal
B
Caudaal
C
Lateraal
D
Distaal

Slide 17 - Quiz

Wat betekent dorsaal?
A
Aan de voorkant
B
Dichtbij
C
Aan de kant van de rug
D
Ver weg

Slide 18 - Quiz

Wat betekent dexter?
A
Bovenste
B
Onderste
C
Links
D
Rechts

Slide 19 - Quiz

Wat is betekenis van tonus?
A
Bloeddruk
B
Spierspanning
C
Traag
D
Hartfrequentie

Slide 20 - Quiz

Wat is metabolisme?
A
Bloedvergiftiging
B
Spierspanning
C
Stofwisseling
D
Woekering van bacterien

Slide 21 - Quiz

Wat is een ulcus?
A
Puist
B
Wrat
C
Talgklier
D
Wond / zweer

Slide 22 - Quiz

Wat betekent retentie?
A
Uitscheiden
B
Vasthouden
C
Overgeven
D
Vergeetachtigheid

Slide 23 - Quiz

Wat betekent morbus?
A
Ziekte
B
Dood
C
Angst
D
Uitscheiding

Slide 24 - Quiz

Wat betekent hydrops?
A
Waterhoofd
B
Verdrinking
C
Watervergiftiging
D
Zwelling van een gewricht

Slide 25 - Quiz

Tijdschema:
Do 21 oktober: VAKANTIE!

Do 28 oktober: Opdracht 7 uit studiehandleiding presenteren.
Maak in 2-tallen een minilesje MEDTERM.
5 minuten per tweetal, voor de klas presenteren, 10 termen. Uitspraak, betekenis, ezelsbruggetje. Leukste krijgt een prijs!

Do 4 november: Laatste les: oefenen en herhalen
5 november toets

5 november: casustoets


Slide 26 - Diapositive

Casustoets
Medische term wordt gevraagd
-->
Jij geeft de Nederlandse betekenis

Woorden uit de studiehandleiding

En boek hoofstuk 1, 2 en 3





Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive