klas 4TL Vocabulaire - Veel voorkomende werkwoorden

Voca Verbes - 4TL
de belangrijkste
veel - voorkomende werkwoorden

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Voca Verbes - 4TL
de belangrijkste
veel - voorkomende werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden op -er

Slide 2 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden op -re
de uitgangen
je parle
tu parles
il parle
nous parlons
vous parlez
ils parlent

Slide 3 - Diapositive

trouver
chercher
gagner
aider
demander
habiter
manger
acheter
frapper
tomber
travailler
rester
aimer
rencontrer
commencer
vinden
zoeken
verdienen
helpen
vragen
wonen
eten
kopen
slaan
vallen
werken
blijven
houden van
ontmoeten
beginnen

Slide 4 - Question de remorquage

fermer
écouter
nettoyer
soigner
pleurer
passer
détester
sluiten
luisteren
schoonmaken
verzorgen
huilen
doorbrengen
haten, verafschuwen

Slide 5 - Question de remorquage

Regelmatige werkwoorden op -ir

Slide 6 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden op -ir
de uitgangen
je finis
tu finis
il finit
nous finissons
vous finissez
      ils finissent

Slide 7 - Diapositive

finir
choisir
rougir
réussir
punir
obéir
eindigen
kiezen
rood worden, blozen
slagen
straffen
gehoorzamen

Slide 8 - Question de remorquage

Regelmatige werkwoorden op -re

Slide 9 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden op -re
de uitgangen
je vends
tu vends
il vend
nous vendons
vous vendez
ils vendent

Slide 10 - Diapositive

rendre
répondre
attendre
entendre
vendre
perdre
descendre
teruggeven
antwoorden
wachten
verkopen
verliezen
horen
naar beneden gaan, uitstappen

Slide 11 - Question de remorquage

Wederkerende werkwoorden

Slide 12 - Diapositive

wederkerende werkwoorden - de persoonlijke vnw.
je me lave
tu te laves
il / elle / on se lave
nous nous lavons
vous vous lavez
ils / elles se lavent

Slide 13 - Diapositive

s' occuper de
s'ennuyer
se débrouiller
s'appeler
s'endormir
se moquer de
zich bezig houden met
zich vervelen
zich redden
heten
inslapen
uitlachen

Slide 14 - Question de remorquage

se laver
se reposer
se lever
se sauver
zich wassen
uitrusten
opstaan
(zich) redden

Slide 15 - Question de remorquage

Werkwoorden met faire

Slide 16 - Diapositive

faire 
je fais
tu fais
il fait
on fait
nous faisons
vous faites
ils font
elle fait
elles font
doen / maken
ik doe
jij doet
hij doet
men doet
wij doen
jullie doen / u doet
zij (mnl) doen
zij (vrl) doen
zij doet

Slide 17 - Question de remorquage

faire la vaisselle
faire les courses
faire le ménage
faire des études
faire la lessive
faire du vélo
 afwassen
boodschappen doen
het huishouden doen
studeren
  fietsen 
  wassen

Slide 18 - Question de remorquage

Onregelmatige werkwoorden

Slide 19 - Diapositive

dire
vouloir
aller
faire
prendre
être
pouvoir
zeggen
willen
gaan
doen / maken
nemen
zijn
kunnen

Slide 20 - Question de remorquage

vouloir
lire
avoir
voir
avoir besoin de 
savoir
vivre
willen
lezen
zien
hebben
nodig hebben
kennen
leven

Slide 21 - Question de remorquage

venir
rire
mettre
revenir
devoir
il faut
komen
lachen
zetten, leggen, aandoen
terugkomen
moeten
je / men moet

Slide 22 - Question de remorquage

prendre
apprendre
comprendre
nemen
leren 
begrijpen

Slide 23 - Question de remorquage

welke werkwoorden deed je nog fout?

Slide 24 - Question ouverte