Economie H6.4 Komt de overheid rond

  • Hoe consumentenorganisaties je kunnen helpen
  • Wat een vergelijkend warenonderzoek is 
  • Dat je recht hebt op een deugdelijk product
  • Wat garantie is.

6.4 Komt de overheid rond
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieVoortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

  • Hoe consumentenorganisaties je kunnen helpen
  • Wat een vergelijkend warenonderzoek is 
  • Dat je recht hebt op een deugdelijk product
  • Wat garantie is.

6.4 Komt de overheid rond

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 6.4
  • Je weet wat de rijksbegroting is.
  • Je kunt miljoenen en miljarden juist noteren en ermee rekenen.
  • Je kunt uitleggen wat de miljoenennota en de rijksbegroting met elkaar te maken hebben.
  • Je weet wat een begrotingstekort is en wat de overheid daaraan kan doen.

Slide 2 - Diapositive

  • Een overzicht van te verwachten inkomsten en uitgaven in een bepaalde tijd
  • Rijksbegroting
  • Een overzicht van te verwachten inkomsten en uitgaven van Het Rijk in een bepaald jaar
Begroting:

Slide 3 - Diapositive

  • Toelichting op de rijksbegroting
  • Uitleg over de gemaakte keuzes
Miljoenennota:

Slide 4 - Diapositive


  1. Ministeries leveren begroting in
  2. Minister van financiën stelt rijksbegroting samen
  3. Presenteren rijksbegroting en miljoenennota (3e dinsdag in September)
  4. Debatten 1e en 2e kamer
  5. Goedkeuring 1e en 2e kamer
  6. Plannen worden toegepast
Tijdlijn...

Slide 5 - Diapositive

Rekenen met grote getallen

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

25 miljard is 25.000 miljoen
43,8 miljard is 43.800 miljoen
18,93 miljard is 18.930 miljoen
0,276 miljard is 276 miljoen

Slide 8 - Diapositive

Rekenen met grote getallen
Het omgekeerde kan ook: van miljoenen kun je miljarden maken.
1.000 miljoen ÷ 1.000 = 1 miljard
Voorbeeld:
€ 12.500 miljoen = (€ 12.500 ÷ 1.000) mld = € 12,5 miljard
€ 5.400 miljoen = (€ 5.400 ÷ 1.000) mld = € 5,4 miljard

Slide 9 - Diapositive

Schrijf 32 miljard in miljoenen.

Slide 10 - Question ouverte

Reken uit:
10 miljoen x 200

Slide 11 - Question ouverte

€ 200 miljoen x 5.000 = ... miljard
miljoen x duizend = miljard
A
1 miljard
B
10 miljard
C
100 miljard
D
1.000 miljard

Slide 12 - Quiz

€ 100 miljoen x 8.000 = ... miljard
A
8 miljard
B
80 miljard
C
800 miljard
D
8.000 miljard

Slide 13 - Quiz

Leerdoelen 6.2
  • Je weet wat bedoeld wordt met collectieve voorzieningen en de collectieve sector.
  • Je kunt met voorbeelden uitleggen wat sociale zekerheid is.
  • Je weet waarom er sociale premies op je loon worden ingehouden.
  • Je weet wat het verschil is tussen de particuliere en de collectieve sector.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

0

Slide 16 - Vidéo

Meer inkomsten dan uitgaven?
= een begrotingsoverschot

Slide 17 - Diapositive

Meer uitgaven dan inkomsten?
= een begrotingstekort

Slide 18 - Diapositive

Overschot of tekort?
A
Begrotingsoverschot
B
Begrotingstekort

Slide 19 - Quiz

Tekort of overschot?

Slide 20 - Diapositive

Huiswerk 15-9

leren en maken paragraaf 6.4

Slide 21 - Diapositive

Leerdoelen 6.3
  • Je kunt voorbeelden geven van belastingen die we moeten betalen.
  • Je weet wat btw is en hoe die bij de belastingdienst terechtkomt.
  • Je weet waarom de overheid soms subsidies geeft en waarom de overheid op bepaalde producten accijns heft.
  • Je weet wat een begrotingstekort is en wat de overheid daaraan kan doen.
  • Je kunt voorbeelden noemen van niet-belastinginkomsten.

Slide 22 - Diapositive