Rijksbegroting

Wat ga je deze les leren?
- Hoe Nederland met haar geld omgaat
- Wat Prinsjesdag en de Rijksbegroting zijn
- Wat de overheid doet als er een tekort is
- Hoe je kunt tekorten en overschotten uitrekent 
- Hoe je met grote getallen rekent
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat ga je deze les leren?
- Hoe Nederland met haar geld omgaat
- Wat Prinsjesdag en de Rijksbegroting zijn
- Wat de overheid doet als er een tekort is
- Hoe je kunt tekorten en overschotten uitrekent 
- Hoe je met grote getallen rekent

Slide 1 - Diapositive

Hoe komt de overheid aan geld?

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Prinsjesdag
Derde dinsdag van september
De koning spreekt in een verenigde vergadering van de Staten-Generaal de troonrede uit
Daarin staat het regeringsbeleid van het komende jaar
Ook wordt de rijksbegroting gepresenteerd

Slide 5 - Diapositive

Rijksbegroting
Begroting = overzicht van inkomsten en uitgaven over een bepaalde periode

Rijk = heel Nederland

Rijksbegroting = overzicht van inkomsten en uitgaven over één jaar voor Nederland

Slide 6 - Diapositive

Klopt deze begroting?
Ja
Nee

Slide 7 - Sondage

Hoe kan de regering het begrotingstekort oplossen als ze alleen invloed heeft op de inkomsten?

Slide 8 - Question ouverte

Hoe kan de regering het begrotingstekort oplossen als ze alleen invloed heeft op de uitgaven?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Lien

Rekenen met grote getallen
1 miljoen (1 mln) = 1.000.000
1 miljard (1 mld) = 1.000.000.000
Als je met miljarden en miljoenen moet rekenen, kun je de miljarden omzetten in miljoenen.
1 miljard = 1.000 miljoen
Bijvoorbeeld:
€ 54 miljard = 54 × € 1.000 miljoen = € 54.000 miljoen
€ 1,8 miljard = 1,8 × € 1.000 miljoen = € 1.800 miljoen

Slide 11 - Diapositive

Rekenen met grote getallen
Het omgekeerde kan ook: van miljoenen kun je miljarden maken.
1.000 miljoen ÷ 1.000 = 1 miljard
Voorbeeld:
€ 12.500 miljoen = (€ 12.500 ÷ 1.000) mld = € 12,5 mld
€ 5.400 miljoen = (€ 5.400 ÷ 1.000) mld = € 5,4 miljard

Slide 12 - Diapositive

Aan de slag! 
Tot en met bladzijde 96 moet deze week af. 

Slide 13 - Diapositive