Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Abiotische factoren
Slide 4 - Carte mentale
Biotische factoren
Slide 5 - Carte mentale
Vraag 1: Bodemvochtigheid en concurrentie. Zijn deze factoren abiotisch of biotisch?
A
Beide zijn abiotisch
B
Beide zijn biotisch
C
Bodemvochtigheid abiotisch, concurrentie biotisch
D
Bodemvochtigheid abiotisch, concurrentie biotisch
Slide 6 - Quiz
Vraag 2: Voedselaanbod en soortgenoten. Zijn deze factoren abiotisch of biotisch?
A
Beide abiotisch
B
Beide biotisch
C
Voedselaanbod abiotisch, soortgenoten biotisch
D
Voedselaanbod biotisch, soortgenoten abiotisch.
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Diapositive
Vraag 3. Biotische factor
Slide 9 - Carte mentale
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Lees vraag 4
Welke leerling geeft een juist voorbeeld?
Slide 13 - Diapositive
Vraag 4. Welke leerling geeft een juist voorbeeld?
A
Leerling 1
B
Leerling 2
C
Leerling 3
D
Leerling 4
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Herkauwers
Lees tekst boven vraag 5.
Slide 19 - Diapositive
Vraag 5. Welke plaats heeft de mens in de voedselkringloop bij het drinken van koemelk? (2006-II)
A
Producent
B
Consument 1e orde
C
Consument 2e orde
D
Consument 3e orde
Slide 20 - Quiz
Vraag 6. Welke term is van toepassing op de relatie tussen koe en bacteriën? (2006-I)
A
Commensalisme
B
Mutualisme
C
Parasitisme
D
Predatie
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Sluipwespen
Lees tekst boven vraag 7.
Slide 25 - Diapositive
Vraag 7. Kan de term parasiet in dit verband van toepassing zijn op de sluipwesplarve? En de term reducent? (2006-I)
A
Beide termen zijn van toepassing.
B
Alleen de term parasiet is van toepassing.
C
Alleen de term reducent is van toepassing.
D
Geen van beide termen is van toepassing.
Slide 26 - Quiz
Vraag 8. Staat de sluipwesplarve in de piramide van biomassa op een hoger niveau dan, op een gelijk niveau als, of op een lager niveau dan de gastheerlarve? (2006-I)
A
Hoger
B
Gelijk
C
Lager
Slide 27 - Quiz
Groei in biomassa
Lees tekst bij vraag 9.
Slide 28 - Diapositive
Groei in biomassa
Vraag 9: Geef een verklaring voor het verschil in percentage dat gebruikt wordt voor verbranding bij spitsmuis en salamander.
Slide 29 - Diapositive
Vraag 10: Welk dier heeft de grootste productiviteit? (2001-1)
A
de eekhoorn
B
de rups
C
de salamander
D
de spitsmuis
Slide 30 - Quiz
Groei in biomassa
Vraag 11: Het percentage van het voedsel dat terechtkomt in de urine en/of de feces is bij de rups groter dan bij de salamander en bij de eekhoorn groter dan bij de spitsmuis.