Examenoefening 5: Ecologie

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Abiotische factoren

Slide 4 - Carte mentale

Biotische factoren

Slide 5 - Carte mentale

Vraag 1:
Bodemvochtigheid en concurrentie. Zijn deze factoren abiotisch of biotisch?
A
Beide zijn abiotisch
B
Beide zijn biotisch
C
Bodemvochtigheid abiotisch, concurrentie biotisch
D
Bodemvochtigheid abiotisch, concurrentie biotisch

Slide 6 - Quiz

Vraag 2:
Voedselaanbod en soortgenoten. Zijn deze factoren abiotisch of biotisch?
A
Beide abiotisch
B
Beide biotisch
C
Voedselaanbod abiotisch, soortgenoten biotisch
D
Voedselaanbod biotisch, soortgenoten abiotisch.

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Vraag 3. Biotische factor

Slide 9 - Carte mentale

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Lees vraag 4
Welke leerling geeft een juist voorbeeld?

Slide 13 - Diapositive

Vraag 4. Welke leerling geeft een juist voorbeeld?
A
Leerling 1
B
Leerling 2
C
Leerling 3
D
Leerling 4

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Herkauwers
Lees tekst boven vraag 5.

Slide 19 - Diapositive

Vraag 5. Welke plaats heeft de mens in de voedselkringloop bij het drinken van koemelk?
(2006-II)
A
Producent
B
Consument 1e orde
C
Consument 2e orde
D
Consument 3e orde

Slide 20 - Quiz

Vraag 6. Welke term is van toepassing op de relatie tussen koe en bacteriën?
(2006-I)
A
Commensalisme
B
Mutualisme
C
Parasitisme
D
Predatie

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Sluipwespen
Lees tekst boven vraag 7.

Slide 25 - Diapositive

Vraag 7. Kan de term parasiet in dit verband van toepassing zijn op de sluipwesplarve?
En de term reducent?
(2006-I)
A
Beide termen zijn van toepassing.
B
Alleen de term parasiet is van toepassing.
C
Alleen de term reducent is van toepassing.
D
Geen van beide termen is van toepassing.

Slide 26 - Quiz

Vraag 8. Staat de sluipwesplarve in de piramide van biomassa op een hoger niveau dan, op een gelijk niveau als, of op een lager niveau dan de gastheerlarve?
(2006-I)
A
Hoger
B
Gelijk
C
Lager

Slide 27 - Quiz

Groei in biomassa
Lees tekst bij vraag 9.

Slide 28 - Diapositive

Groei in biomassa
Vraag 9: Geef een verklaring voor het verschil in percentage dat gebruikt wordt voor verbranding bij spitsmuis en salamander.

Slide 29 - Diapositive

Vraag 10: Welk dier heeft de grootste productiviteit?
(2001-1)
A
de eekhoorn
B
de rups
C
de salamander
D
de spitsmuis

Slide 30 - Quiz

Groei in biomassa
Vraag 11: Het percentage van het voedsel dat terechtkomt in de urine en/of de feces is bij de rups groter dan bij de salamander en bij de eekhoorn groter dan bij de spitsmuis.
Geef hiervoor een verklaring.

Slide 31 - Diapositive