a. Leg uit waarom sommige mensen sociale media asociaal noemen. b. Geef een voorbeeld van een generatieconflict dat te maken heeft met sociale media
1 / 28
suivant
Slide 1: Question ouverte
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3,4
Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Lees het artikel en beantwoord de vragen
a. Leg uit waarom sommige mensen sociale media asociaal noemen. b. Geef een voorbeeld van een generatieconflict dat te maken heeft met sociale media
Slide 1 - Question ouverte
Lees het artikel en beantwoord de vragen
a. Hoort de uitspraak van Fred volgens jou tot normaal of abnormaal gedrag? b. Leg uit wat het begrip groepsdruk met de uitspraken te maken heeft. c. Ben jij tolerant bij het alcoholgebruik van anderen?
Slide 2 - Question ouverte
Kies een groep waartoe jij behoort
a Om welke redenen voel jij je verbonden met die groep? b. Op welke momenten is er in de groep waartoe jij behoort sprake van een sterk wij-gevoel?
Slide 3 - Question ouverte
Noem enkele plekken waar je socialiseert Hoe meer (juiste) plekken, hoe meer punten je verdient.
Slide 4 - Question ouverte
Je gaat wel met de een, maar niet met de ander om. In die keuze speelt identificatie een rol.
a. Leg in je eigen woorden uit wat identificatie is. b. Je kunt je identificeren met groepen mensen die je al kent, maar ook met onbekenden. geef van elk een voorbeeld
Slide 5 - Question ouverte
Leg uit waarom taal aangeboren is, maar ook aangeleerd
Slide 6 - Question ouverte
Lees het artikel en beantwoord de vragen
a. Welke aangeboren eigenschappen (nature) herken je in de tekst? Noem er twee b. Welke aangeleerde eigenschappen (nurture) herken je in de tekst? Noem er twee
Slide 7 - Question ouverte
Welke zinnen zijn juist?
1. Met de meeste mensen in je kenniskring draait het om de kennisbinding 2. Toename van het wij-gevoel leidt tot een grotere sociale cohesie 3. Sociale cohesie is gebaseerd op economische binding
A
Alleen 2 is juist
B
1 en 2 zijn juist
C
2 en 3 zijn juist
D
alleen 3 is juist
Slide 8 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Kennisbindingen hebben meestal te maken met de persoonlijke relaties die je met anderen hebt 2. Met de meeste mensen in je directe omgeving heb je 1 binding
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 9 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Socialisatie heeft te maken met de groep of samenleving waarin je opgroeit 2. Socialisatie kan bewust en onbewust plaats vinden
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 10 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Cultuur heeft te maken met je aangeboren eigenschappen 2. Door cultuur leer je de gewoonten van je groep kennen
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 11 - Quiz
Socialisatie betekent dat mensen:
A
kenmerken van een groep aan nemen
B
allemaal de zelfde normen en waarden aanleren
C
verschillende culturen leren kennen
D
alle aangeboren eigenschappen afleren
Slide 12 - Quiz
Eigenschappen zijn aangeboren of aangeleerd. Je...........is vooral aangeleerd.
Welk woord of woorden kun je hier invullen?
A
muzieksmaak
B
technisch inzicht
C
taalgevoel
D
voetbaltalent
Slide 13 - Quiz
Welk gedrag van de mens is aangeboren?
A
Mensen durven niet naakt over straat te lopen, lokaal is het heel warm buiten
B
Een baby huilt, want hij heeft een vieze luier
C
een meisje huilt, omdat ze niet met de jongens mee mag voetballen
D
Een jongen krijgt tranen in zijn ogen als hij hoort dat hij een onvoldoende heeft
Slide 14 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1 Door socialisatie leer je welk gedrag anderen van jou verwachten 2.Socialisatie en cultuur staan los van elkaar
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 15 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Socialisatie is het aanleren van kenmerken als waarden, normen en gewoonten 2. Socialisatie gaat bewust en onbewust
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 16 - Quiz
Welke zinnen zijn juist?
socialisatie zorgt onder andere voor: 1. hoe iemand met zijn familie omgaat 2. aangeboren eigenschappen 3. het aanleren van kenmerken van een groep, zoals waarden en normen
A
1 en 2 zijn juist
B
2 en 3 zijn juist
C
1 en 3 zijn juist
D
1, 2 en 3 zijn juist
Slide 17 - Quiz
Welke uitspraak past het beste bij de nurture-aanhangers?
A
Zonder aanleg word je geen wereld kampioen
B
Door hard te trainen kun je in de sport heel ver komen
C
Voetbaltalent is aangeboren, dat kun je nauwelijks aanleren
D
Ook al train je elke dag, zonder talent word je geen topvoetballer
Slide 18 - Quiz
Welke woorden ontbreken in beide zinnen?
1. Door het maken van wetten heeft de overheid invloed op................. 2. In gezinnen dragen de oudere kinderen bij aan ..............van de jongere kinderen
A
de cultuur
B
het werk
C
de socialisatie
D
de aangeboren eigenschappen
Slide 19 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Nature-aanhangers leggen de nadruk op het aanleren en afleren van zaken 2. Volgens nurture-aanhangers is agressie vooral een aangeboren eigenschap
A
1 is juist , 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 20 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Bij socialisatie leer je je te gedragen volgens de regels van een groep of samenleving 2. School, werk en media zijn voorbeelden van organisaties die invloed hebben op je gedrag
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beiden onjuist
Slide 21 - Quiz
Wat voor de een normaal is, is voor de ander raar. Dat heeft onder andere te maken met de groep waar je bij hoort. Maar ook met ....................
Welke woorden ontbreken?
A
de regels van de wet
B
de cultuur waarin je leeft
C
de groepsdruk die de regering oplegt
D
de ontwikkeling van je hersenen
Slide 22 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. "ik begrijp echt niet waarom ze steeds bushokjes vernielen" dit is een voorbeeld van tolerantie 2. "iemand die tolerant is keurt asociaal gedrag goed"
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 23 - Quiz
Jongeren groeten elkaar op een eigen manier, bijvoorbeeld door te 'boksen' dat is een voorbeeld van een:
A
groepsnorm
B
waarde
C
tijdloze norm
D
generatieconflict
Slide 24 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Generatieconflicten hebben te maken met verschillen in normen en waarden 2. Generatieconflicten vinden ook plaats tussen jongeren onderling
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 25 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. jongeren culturen hebben altijd bestaan 2. bij jongerenculturen bepaalt het eigenbelang het groepsgevoel
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 26 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. in je puberteit ben je op zoek naar je eigen identiteit 2. je puberteit is de periode tussen kindertijd en volwassenheid
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn onjuist
Slide 27 - Quiz
Welk woord is weggelaten?
Het ..............van andere normen en waarden heeft te maken met tolerantie