Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
H6. Schakelingen
6.1 weerstandjes
6.2 LDR / NTC
6.3 Relais
6.4 Transistor
Slide 1 - Diapositive
Leerdoel:
Herhalen van theorie van hoofdstuk 6
Dit op een interactieve manier
Slide 2 - Diapositive
Wat is een LDR en hoe werkt die?
Slide 3 - Question ouverte
Weerstand
Stroom
Spanning
Sleep naar de juiste grootheid:
Ohm
Ampère
Volt
I
V
R
U
Ω
A
Slide 4 - Question de remorquage
Welke kringen en aansluitingen heeft een relais?
Slide 5 - Question ouverte
Een transistor wordt opgenomen als schakelaar. Door welk onderdeel wordt de transistor bediend?
A
Door de basis
B
Door de emitter
C
Door de collector
D
Door een draadje
Slide 6 - Quiz
Wat is een NTC en hoe werkt die?
Slide 7 - Question ouverte
Wat is een weerstand en wat doet die?
Slide 8 - Question ouverte
Teken een schakeling met een relais. gebruik de juiste symbolen
Slide 9 - Question ouverte
De weerstand van een NTC kan in korte tijd sterk veranderen. Wanneer wordt de weerstand van een NTC groter?
A
Meer licht op de NTC
B
Minder licht op de NTC
C
Temperatuur van de NTC daalt.
D
Temperatuur van de NTC stijgt.
Slide 10 - Quiz
Wat is de waarde in kΩ van de weerstand in het plaatje?
Slide 11 - Question ouverte
In een schakeling is een relais opgenomen als schakelaar. Door welk onderdeel wordt het relais bediend?
A
Door het anker
B
Door het breekcontact
C
Door de elektromagneet
D
Door de spoel
Slide 12 - Quiz
In een schakeling wordt een weerstand opgenomen zodat er minder stroom bij een lamp komt. De spanningsbron geeft 12 V af en de weerstand is 240 Ω. Wat is de stroomsterkte in de schakeling?
Slide 13 - Question ouverte
Wat is een transistor en hoe werkt die?
Slide 14 - Question ouverte
Wanneer er meer licht op een LDR valt, wordt de weerstand ...... en de stroomsterkte door de LDR ......
A
Groter, Kleiner
B
Kleiner, Groter
C
Groter, Blijft Gelijk
D
Kleiner, Kleiner
Slide 15 - Quiz
Met welke formule bereken je de weerstand? Weerstand =
A
U=R⋅I
B
R=IU
C
R=UI
D
I=UR
Slide 16 - Quiz
Teken een schakeling met een transistor. Gebruik de juiste symbolen.
Slide 17 - Question ouverte
Straks is de toets, waar zie jij het meeste tegen op?