Quiz PVGS

WAT WEET JIJ AL ?
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

WAT WEET JIJ AL ?

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent domesticeren?
A
zorgen dat dieren hun natuurlijk gedrag kunnen laten zien
B
zorgen voor goede huisvesting van dieren
C
van een wild dier een huisdier maken
D
wilde dieren vangen

Slide 2 - Quiz

Wat betekent 'volledig voer'?
A
Voer waar alle voedingstoffen inzitten
B
Voer wat volledig gemaakt is
C
Voer waar je nog extra voedingstoffen bij moet geven
D
Voer wat volledig van ruwvoer gemaakt is

Slide 3 - Quiz

Gewervelden hebben een ...
A
Inwendig skelet
B
Uitwendig skelet
C
Geen skelet

Slide 4 - Quiz

Warmbloedig zijn...
A
Krokodil
B
Regenworm
C
Kikker
D
Huismus

Slide 5 - Quiz

Wat is fixeren?
A
het vastpakken van een dier
B
vastpakken zodat het dier niks meer kan
C
het aaien van een dier
D
in laten slapen van een dier

Slide 6 - Quiz

Hoe noem je dit?
A
Territorium
B
Vivarium
C
Terrarium
D
Paludarium

Slide 7 - Quiz

Wat zijn primaire geslachtskenmerken?
A
Geslachtskenmerken die al bij de geboorte aanwezig zijn.
B
Geslachtskenmerken die op latere leeftijd ontstaan door hormonen

Slide 8 - Quiz

Deze ijsberende ijsbeer heeft helaas een te kleine kooi
A
Dat is dierenmishandeling!
B
Dat veroorzaakt chronische stress.
C
Dat veroorzaakt acute stress.
D
Hij zal langer leven door het weinige bewegen.

Slide 9 - Quiz

Een planteneter heeft
A
Knipkiezen en hoektanden
B
Plooikiezen en snijtanden

Slide 10 - Quiz

Welke kies is een plooikies
A
B
C

Slide 11 - Quiz

Hoe heet deze
kies?
A
knobbelkies
B
plooikies
C
knipkies

Slide 12 - Quiz

Behoren de katachtigen op de
afbeelding tot dezelfde soort,
hetzelfde ras of geen van beide?
A
Dezelfde soort
B
Hetzelfde ras
C
Geen van beide

Slide 13 - Quiz

De gebitten van een alleseter en van een vleeseter verschillen van elkaar.

Wat heeft de alleseter wel en de vleeseter niet?
A
hoektanden
B
snijtanden
C
knobbelkiezen
D
plooikiezen

Slide 14 - Quiz

Wat wordt bedoeld met dierenwelzijn?
A
Dat een dier veel te eten krijgt
B
Dat een dier zich goed voelt in zijn omgeving
C
Dat een dier veel kan produceren (vlees)
D
Dat een dier stereotype gedrag vertoont.

Slide 15 - Quiz

Door goede hygiëne kun je infectieziekte voorkomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Een soort is een invasieve exoot als deze..
A
...uit het buitenland komt.
B
...uit een ander leefgebied komt en zich in het nieuwe gebied voortplant.
C
...bestaande soorten bejaagt.
D
...uit een ander leefgebied komt en het nieuwe ecosysteem verstoort.

Slide 17 - Quiz

Wat betekent 'hanteren'?
A
Het vangen van een dier
B
Het oppakken en/of verplaatsen van een dier
C
Het benaderen van een dier
D
De omgang met een dier

Slide 18 - Quiz

Geleedpotigen hebben een...
A
inwendig skelet
B
uitwendig skelet
C
geen skelet

Slide 19 - Quiz

Wat zijn 'amfibieën'?
A
dieren die in het water leven
B
dieren die op het land leven
C
dieren die op het water en in het land leven
D
dieren die in de lucht leven

Slide 20 - Quiz

Welk dier heeft een cloaca?
A
Mens
B
Struisvogel
C
Konijn
D
Olifant

Slide 21 - Quiz

In welke klasse van het dierenrijk valt een koe?
A
Warmbloedige dieren
B
Productiedieren
C
Landdieren
D
Zoogdieren

Slide 22 - Quiz

Wat is een zoogdier?
A
Een dier in de dierentuin
B
de jonge dieren drinken melk bij moeder
C
Een dier wat graag melk drinkt
D
Een jong dier

Slide 23 - Quiz

Reptielen zijn
A
koudbloedig
B
warmbloedig

Slide 24 - Quiz