Groene productie H3: Les 1 t/m4

Hoofdstuk 3
Productie dieren houden
Groene productie 

1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
Groene productieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 3
Productie dieren houden
Groene productie 

Slide 1 - Diapositive

Welke productiedieren kennen jullie?

Slide 2 - Carte mentale

Productiedieren en productiedoelen
Het aantal productiedieren per km2 (2016)

Gezelschapsdieren: voor de plezier. Kosten geld. Bijv. kat, hond of konijn

Productiedieren: moeten geld opleveren, voor het product dat ze leveren. bijv. vlees, eieren of wol

Slide 3 - Diapositive

Eieren en vlees
Vlees en melk
Vlees
Kip
Koe
Varken

Slide 4 - Question de remorquage

Type
Het doel waarvoor het dier gehouden wordt, bepaalt het type van het dier.

  • melkvee: lang leven en veel melk
  • vleeskoe: veel vlees van goede kwaliteit

Productie doel vaak aan het exterieur (uiterlijk) van het dier te zien.

Houderijsysteem afhankelijk van het type.

Slide 5 - Diapositive

Waaraan kun je het TYPE dier herkennen?
A
Exterieur
B
Kleur
C
Uiterlijk
D
De grootte

Slide 6 - Quiz

Een kippenboer die op zijn bedrijf veel eieren produceert, kiest voor kippen van het:
A
vleestype
B
legtype
C
donsdtype

Slide 7 - Quiz

Welzijn

Dierwelzijnde geestelijke en lichamelijke gezondheid van het dier.


Dieren in een gezonde en prettige omgeving, leven langer en brengen meer op.

Slide 8 - Diapositive

Waar kijk je naar bij dierenwelzijn?
A
de geestelijke gezondheid van het dier
B
de lichamelijke gezondheid van het dier
C
de productie van het dier
D
de geestelijke en lichamelijke gezondheid van het dier

Slide 9 - Quiz

Kringloop van stoffen
  • Dieren eten planten en  produceren mest.
  • Stoffen uit de mest zijn weer voedingsstoffen voor de planten.

Problemen:
  • Bouwland en grasland niet in de winter bemesten.
  • Te veel mest produceten.


Strenge regels om het milieu te beschermen

Slide 10 - Diapositive

Milieu
Alle productiedieren in Nederland hebben eten nodig
Een deel wordt in Nederland geteeld
De rest wordt geimporteerd

Bossen worden gekapt en het vervoer van veevoer
Dit heeft invloed in andere landen

Slide 11 - Diapositive

Rassen
  • Verschillende soorten productiedieren: koeien, varkens, kippen enz.

  • Rassen zijn verschillende dieren van dezelfde soort

  • Soorten kunnen onderling vruchtbare nakomelingen krijgen

  • Hybrides zijn kruisingen tussen verschillende rassen

Slide 12 - Diapositive

Welke van de onderstaande beweringen is juist?
A
Een diersoort kun je onderverdelen in meerdere rassen
B
Een ras kun je onderverdelen in meerdere diersoorten
C
Beide antwoorden zijn waar
D
Beide antwoorden zijn niet waar

Slide 13 - Quiz

Geslachtskenmerken
Primaire geslachtskenmerken zijn bij geboorte aanwezig 
  • ♂ penis, zaadleider teeltballen
  • ♀ vulva, eileider, eierstokken

Secundaire geslachtskenmerken komen later wanneer het dier ouder wordt
  • bijv. grotere penis / uiers, felle kleuren haan

Geslachtsrijp: het kan jongen krijgen
Fokrijp: het is dier is volgroeid

Slide 14 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van een primair geslachtskenmerk bij een varken?
A
De zeug heeft tepels
B
De beer is agressiever
C
De zeug heeft een baarmoeder
D
De beer heeft slagtangen

Slide 15 - Quiz

Noem twee secundaire geslachtskenmerken van een haan

Slide 16 - Question ouverte

Dekken of KI
  • geen overdracht van geslachtsziektes
  • veiliger voor mens en dier
  • sperma wordt gesekst
  • bronst = vruchtbare periode. een koe soms koortsig en een rodere vulva

Slide 17 - Diapositive

Waaraan kun je zien dat een koe bronstig is?

Slide 18 - Question ouverte

Dracht en geboorte
  • dracht = vrouwelijk dier is bevrucht
  • natuurlijke geboorte of keizersnede
  • koe kalft meestal 1 jong; varkens ook wel 14 jongen per worp
  • bij geboorte biest (eerste moedermelk) heel belangrijk!
  • speenleeftijd is het stoppen met de moedermelk

Slide 19 - Diapositive

Een koe die afkalft krijgt vaak ……. jong(en)
A
2
B
1
C
4
D
3

Slide 20 - Quiz

Wat is biest?
A
De melk die de koe de eerste twee weken geeft
B
De eerste moedermelk die een kalf drinkt
C
De melk die de koe de eerste week geeft
D
De melk die de koe de eerste 3 dagen geeft

Slide 21 - Quiz

Welke woorden staan in de juiste volgorde, waarbij speenleeftijd het laatste woord is?
A
bronstig – dekken – drachtig – geboorte – speenleeftijd
B
dekken – bronstig – geboorte – drachtig – speenleeftijd
C
drachtig – dekken – bronstig – geboorte – speenleeftijd
D
geboorte – dekken – drachtig – bronstig - speenleeftijd

Slide 22 - Quiz

Huisvesting rundvee
Melkvee meestel in een ligboxenstal
  • koeien kunnen vrij rondlopen
  • koeien liggen in boxen
  • steeds meer incombinatie met melkrobot

kalveren
  • jonge kalveren in een eenlingbox
  • ouder kalven in groephokken

Slide 23 - Diapositive

Huisvesting varkens
Groepsdieren = huisvesten in groepen
  • uitzondering als zeur moet werpen
  • apart in de kraamafdeling
  • waar ze de biggen krijgt en kan zogen

Voeren gaat automatisch met voerrobot
soms gehouden in een zichtstal
uitgaan de stallucht wordt gezuiverd door een luchtwasser

Slide 24 - Diapositive

Een drachtige zeug wordt meestal voor het werpen op de kraamafdeling in een kraamhok gelegd. Dit gebeurt omdat:
A
een zeug dan niet op haar biggen kan gaan liggen
B
een zeug agressief wordt als ze biggen heeft
C
een zeug niet kan werpen met veel varkens om haar heen

Slide 25 - Quiz

huisvesting geiten
potstal
  • geiten kunnen vrij rondlopen
  • ondergrond is o.a. stro 

geiten worden in groepen gehouden

Slide 26 - Diapositive

huisvesting kippen
scharrelstal
  • kippen kunnen vrij rondlopen
volièrestal
  • grond met strooisel
  • daarboven etages met voergoten                                                     en drinkbakken
  • boven in zitstokken

Slide 27 - Diapositive

Een bedrijf heeft 40 vleesvarkens. 1 vleesvarken produceert 3,4 m3 mest per maand. Wat is de totale maandproductie aan mest? Geef het antwoord alleen in cijfers en twee decimalen.

Slide 28 - Question ouverte

planteneters / herbivoren
Plooikiezen
Snijtanden
Herkauwers hebben geen snijtanden in de bovenkaar, maar snijtandachtige- onderhoektanden.
Herkauwers
Koeien, geiten en schapen
Spijsvertering herbivoor
Spijsverteringskanaal is heel lang, om de vezels van bladeren en grassen te kunnen verteren.

Slide 29 - Diapositive

Penibel
Pens      bek (herkauwen)
Netmaag
Boekmaag
Lebmaag      darmen

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Welke tanden ontbreken er bij een planteneter?
A
hoektanden
B
snijtanden
C
plooikiezen

Slide 32 - Quiz

alleseters / omnivoor
Knobbelkiezen
Knobbelkiezen kunnen knippen en malen.
Hoektanden

Slide 33 - Diapositive

vleeseters / carnivoor
Knipkies
Hoektand
Kaken als schaar
Bovenkaak breder dan onderkaak zodat kiezen als benen van een schaar langs elkaar heen glijden
Spijsverteringskanaal
korter spijsverteringskanaal dan herbivoren

Slide 34 - Diapositive

Sleep de juiste naam bij het plaatje.
carnivoor
herbivoor
omnivoor

Slide 35 - Question de remorquage

Waarom is bij een vleeseter de bovenkaak vaak breder dan de onderkaak?
A
Dat is een aangeboren afwijking
B
Hierdoor kunnen de kiezen als de benen van een schaar langs elkaar heen glijden
C
In de bovenkaak zitten meer kiezen en tanden dan in de onderkaak

Slide 36 - Quiz

De gebitten van een alleseter en van een vleeseter verschillen van elkaar.

Wat heeft de alleseter wel en de vleeseter niet?
A
hoektanden
B
snijtanden
C
knobbelkiezen
D
plooikiezen

Slide 37 - Quiz

Sleep de kiezen en tanden naar de juiste voereter.
Carnivoor
Herbivoor
Omnivoor
Ze hebben knipkiezen en hoektanden.
Ze hebben knobbelkiezen.
Ze hebben snijtanden en plooikiezen.

Slide 38 - Question de remorquage

Zaadeter
  • zaden moeilijk verteerbaar
  • spiermaag
  • steentjes 
  • cloaca = gecombineerde darm- en urine-uitgang
  • ook ei gaat door cloaca

Slide 39 - Diapositive

Op welke plek in het maag-darmstelsel van de kip worden zaden fijngemalen?
A
darmen
B
kliermaag
C
spiermaag
D
krop

Slide 40 - Quiz

soorten voer
ruwvoer
  • voer met veel structuur
krachtvoer 
  • weinig structuur, geeft veel energie
onderhoudsvoer
  • voldoende om in leven en gezond te houden 
productievoer
  • voor een dier dat bv eieren of melk produceert

Slide 41 - Diapositive

Opdrachten
Wat: Lees door Thema 1 - Meer groente
Huiswerk: - Les 1 - Vragen 1 t/m 15 
                    - Les 2 - Vragen 1 t/m 13
                    - Les 3 - Vragen 1 t/m 15
                    - Les 4 - Vragen 1 t/m 13 
                    - Test jezelf allemaal
                    - Alles laten aftekenen
Hoe: Helemaal stil!! Muziek mag in!!
Tijd: De resterende tijd
Klaar: Ga bezig met een ander vak.


Slide 42 - Diapositive