H2 -schrijven - aanhef afsluiting passé composé

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1,2

Bienvenue!

Prends ton livre, cahier et stylo.

le planning d'aujourd'hui

• Voorbeeld van Madame Jardine
• Au travail
• Leren voor de schrijfopdracht

Exemple

Pendant les vacances d'automne, je suis allée en Allemagne.

Exemple

Je suis allée en voiture avec mes enfants.

J'ai visité un château.

Exemple

J'ai mangé au restaurant.

J'ai fait des randonnées en forêt.

Exemple

Et nous avons cherché des citrouilles.

Il a fait beau tout le temps.

C'était super!

Et maintenant à vous!

Bij de taaltaak ga je zelf een tekst/kaartje schrijven over jouw vakantie.

Zorg dat je correcte zinnen kan schrijven in de verleden tijd. Zoals in het voorbeeld (exercice 30).

Aanhef:
hoe begin je een mail/brief/kaart?

Aanhef

Salut

Cher / Chère

Hoe sluit je een brief/kaart/mail af?

1. Salut
2. À bientôt
3. Au revoir
4. Cordialement

Vertellen over afgelopen weekend...

ik heb         een film              gekeken

j'ai                regardé              un film

Vertellen over afgelopen weekend...

ik heb         een film              gekeken

j'ai                regardé              un film

Vertellen over afgelopen weekend...

ik heb         een film              gekeken

j'ai                regardé              un film

hele werkwoord: regarder

passé composé:  regardé

ik heb gegeten

1. j'ai manger
2. je mange
3. j'ai mangé
4. je mangé

jij hebt gegeten

1. j'ai mangé
2. tu as mangé
3. tu as manger
4. tu mangé

VERTAAL: wij hebben gegeten

VERTAAL: ik ben gegaan

Au travail

• Begroet je vriend/vriendin
• Vertel waar je op vakantie bent geweest
• Vertel hoe je hebt gereisd
• Vertel hoelang je bent gebleven
• Vertel wat voor weer het daar was
• Vertel wat je hebt gegeten
  
• Vertel wat je hebt gedaan
• Vertel of het leuk was?
• Sluit je kaart af.

Gebruik Apprendre 8 et 9, pages 41 et 42.

Les devoirs

Maak:

Fais exercice 26, page 35.

Leer:

Apprendre 8 et 9, pages 41 et 42.

Le passé composé, pages 137 et 138.

écris à ton ami(e)

•    Begroet je vriend/vriendin
•    Vertel waar je op vakantie bent geweest
•    Vertel hoe je hebt gereisd
•    Vertel hoelang je bent gebleven
•    Vertel wat voor weer het daar was
•    Vertel wat je hebt gegeten

- Vertel wat je hebt gedaan

- Vertel of het leuk was?

- Sluit je kaart af.

Voca Unité 1
Exercices 29 et 30

Un exemple

Chère Sophie,

Je suis allée en France pendant les vacances d'été. Je suis allée en voiture avec mes parents. On est resté deux semaines. Il a fait très chaud. Nous avons mangé beaucoup de pâtes et j'ai mangé des escargots! J'ai fait du camping et de l'escalade. C'était chouette! 

À bientôt, Samira.

Les devoirs

Vendredi = toets (5%)

Schrijfopdracht in de les. Je schrijft op de S.O.

Leer/oefen:

Apprendre 8 et 9, pages 41 et 42.
Exercices 24 t/m 30.

Le passé composé, pages 137 et 138.