AOR4 12.06.2024

Welkom!
12.06.2024
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
AndersMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
12.06.2024

Slide 1 - Diapositive

Planning
- Toets
- Terugblik
- 7.2 
- 7.3
- 7.4 
- Afsluiting 

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
- Huiswerk!?
- Vragen? 

Slide 3 - Diapositive

7.2
  • Vraagwoorden
  • Welke ken je al? 
  • Wie, wat, waar, hoeveel, wanneer, waarom en welke
  • Nieuw: hoe 

Slide 4 - Diapositive

7.2
  • Wanneer gebruik je ''hoe''?
  • Als je bijvoorbeeld vraagt naar een manier. 
  • Voorbeeld: 
  • Hoe ga je naar school?
  • Hoe ga je naar de winkel?

Slide 5 - Diapositive

7.2
  • Wanneer gebruik je hoe lang?
  • Bij lengte. 
  • Voorbeeld: Hoe lang ben jij? Ik ben 1.73 meter.
  • Wanneer gebruik je hoelang?
  • Bij tijd. 
  • Hoelang ben je onderweg naar school?
  • Een uur.  

Slide 6 - Diapositive

7.2
  • Klassikaal opdr. 11
  • Maak zelfstandig opdr. 12
  • Bespreken
  • Praat samen (opdr.13)

Slide 7 - Diapositive

7.3
Nieuwe woorden:
- het verkeer
- de regel, regels
- de kilometer
- rijden
- de snelweg
- het fietspad

Slide 8 - Diapositive

7.3
Nieuwe woorden:
- de weg
- Let op!
- het zebrapad
- het stoplicht
- stoppen
- het bord, de borden

Slide 9 - Diapositive

7.3 
  • Klassikaal: opdr. 15
  • Maak opdr. 16 en 17 zelfstandig
  • Bespreken
  • Samen luisteren: opdr. 18 en 19
  • Maak opdr. 20 en 21 zelfstandig 
  • Bespreken

Slide 10 - Diapositive

7.3
  • Stelling: waar of niet waar?
  • Praat samen (werkblad 7.3b)

Slide 11 - Diapositive

7.4 (kunnen/mogen)
Nieuwe werkwoorden: 
  • kunnen
  • mogen
  • betekenis?
  • Bekijk de video

Slide 12 - Diapositive

Kunnen 
Mogen

Slide 13 - Diapositive

ik
kan
jij 
kan/kunt
kan/kun jij?
kan/kunt
kan/kunt u?
hij/zij
kan
wij
kunnen
jullie
kunnen
zij
kunnen

Slide 14 - Diapositive

ik
mag
jij 
mag
mag jij?
mag
mag u?
hij/zij
mag
wij
mogen
jullie
mogen
zij
mogen

Slide 15 - Diapositive

Kunnen
Voorbeeldzinnen:
1. Kan jij goed volleybal spelen?
2. Hij kan niet afspreken vandaag. 
3. Jullie kunnen de boeken ophalen. 
4. Zij kunnen goed pianospelen. 

Slide 16 - Diapositive

Mogen
Voorbeeldzinnen:
1. Zij mag op school geen telefoon gebruiken.
2. Wij mogen eerder naar huis gaan. 
3. U mag hier niet parkeren. 
4. Ik mag nieuwe schoenen kopen.

Slide 17 - Diapositive

Kunnen
Wij ..... goed voetballen.
A
kun
B
kan
C
kunnen

Slide 18 - Quiz

Kunnen
Tom ..... autorijden.
A
kunt
B
kan
C
kunnen

Slide 19 - Quiz

Kunnen
..... ik een afspraak maken?
A
Kunnen
B
Kunt
C
Kan

Slide 20 - Quiz

Kunnen
Jij ...... een pakketje ophalen.
A
kunt
B
kunnen
C
kan

Slide 21 - Quiz

Kunnen
...... jij je boek morgen meenemen?
A
Kun
B
Kan
C
Kunnen
D
Kunt

Slide 22 - Quiz

Mogen
Evelien ..... naar huis gaan.
A
mogen
B
mag

Slide 23 - Quiz

Mogen
........ jij autorijden?
A
Mag
B
Mogen

Slide 24 - Quiz

Mogen
Ik ..... een nieuwe telefoon kiezen.
A
mogen
B
mag

Slide 25 - Quiz

Mogen
Wij ..... hier niet roken.
A
mogen
B
mag

Slide 26 - Quiz

Mogen
Jullie ..... je tas inpakken.
A
mag
B
mogen

Slide 27 - Quiz

7.4
  • Klassikaal: opdr. 23
  • Maak zelfstandig opdr. 24, 25, 26, 27
  • Bespreken 
  • Doe in tweetallen opdr. 28 en 29 (praat samen)
  • Bespreken 28

Slide 28 - Diapositive

Spel
- Galgje nieuwe woorden 

Slide 29 - Diapositive

Afsluiting

Slide 30 - Diapositive