Een zout bestaat uit positieve en negatieve ionen. Deze ionen samen vormen een ionrooster. De bindingen tussen de ionen heten ionbindingen. Een ionbinding is een zeer sterke binding.
Slide 6 - Diapositive
Ionbinding
Aantrekking tussen + en - ionen noem je de ionbinding.
Zeer sterke binding
Slide 7 - Diapositive
Natriumchloride (NaCl)
Metaal-ion = natrium. Staat 1 elektron af, wordt Na+.
Niet-metaal ion = chloor. Neemt 1 elektron op, wordt Cl-.
Namen: natrium-ion en chloride-ion
Zout heet natriumchloride, NaCl.
Formule van een zout noem je de verhoudingsformule (niet molecuulformule!).
Slide 8 - Diapositive
Lading van ionen
Alkalimetalen: 1+
Halogenen: 1-
Wat wordt de lading van de aardalkalimetalen?
En wat wordt de lading van de groep van zuurstof?
Slide 9 - Diapositive
Het periodiek systeem
Alkalimetalen
Aardalkalimetalen
Halogenen
Edelgassen
Slide 10 - Diapositive
Schrijf in je schrift en geef antwoord op de vragen.
Hoeveel protonen, neutronen en elektronen heeft een calcium-ion (Ca2+) ion met massagetal 40?
Hoeveel protonen, neutronen en elektronen heeft een chloride-ion (Cl-) met een massa van 35?
Slide 11 - Diapositive
Check je antwoorden:
Ca2+: 20 protonen, 20 neutronen, 18 elektronen
Want de lading is 2+, dus er moeten 2 elektronen zijn afgestaan