oefening woordsoorten

Nederlands week 13
- oefenen woordsoorten;
- (huis)werk maken en nakijken;
- werk verder aan je samenvatting (en leer!);
- heb je al een titel van een C- of D-boek ingevuld?;
- donderdag 1 april (huis)werk woordsoorten inleveren via classroom;
- donderdag 1 april, inplannen periode 4.
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Nederlands week 13
- oefenen woordsoorten;
- (huis)werk maken en nakijken;
- werk verder aan je samenvatting (en leer!);
- heb je al een titel van een C- of D-boek ingevuld?;
- donderdag 1 april (huis)werk woordsoorten inleveren via classroom;
- donderdag 1 april, inplannen periode 4.

Slide 1 - Diapositive

Benoem van de volgende zin alle woordsoorten:

Wanneer gaan we naar de grootste dierentuin van Nederland?

Slide 2 - Question ouverte

Benoem van de volgende zin alle woordsoorten:

Bart heeft zijn smerige kleding snel onder zijn bed verstopt.

Slide 3 - Question ouverte

De verdachte van diefstal blijkt plotseling verdwenen.

Hoe noem je het ww blijkt uit deze zin?


A
kww
B
hww
C
zww

Slide 4 - Quiz

Benoem alle woordsoorten van de volgende zin:

Het concert wordt in het grootste stadion van Nederlands gehouden.

Slide 5 - Question ouverte

Maak zelf een zin waar 'hij' en 'jouw' correct in voorkomen.

Slide 6 - Carte mentale

Benoem van de volgende zin alle persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden. Let op! Schrijf het woord én woordsoort op.

Zal ik jou je huiswerk overhoren?

Slide 7 - Question ouverte

Benoem van de volgende zin alle persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden. Let op! Schrijf het woord én woordsoort op.

Het valt mij op dat u uw leerlingen altijd zulke lage cijfers geeft.

Slide 8 - Question ouverte

Ontleed de volgende zin in zijn geheel.

Die gebouwen zijn lelijk en dat schrijven we in het verslag.

Slide 9 - Question ouverte

Alle woordsoorten die je moet kennen en kunnen benoemen.
herhaling brugklas: lw, hww, zww, znw, bnw, vz, pers.vnw, bez. vnw en het bijwoord

nieuw: vragend voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord, betrekkelijk voornaamwoord, koppelwerkwoord, telwoorden, voegwoorden: neven- en onderschikkend voegwoord

Slide 10 - Diapositive

Soorten opdrachten PW
  • een theorievraag;
  • een tekst met dikgedrukte woorden, deze dikgedrukte woorden moet je kunnen benoemen;
  • telwoorden uit zinnen halen en ze correct benoemen;
  • er wordt een werkwoord (hww, zww of kww)  gegeven en jij moet daar een correcte zin mee kunnen maken;
  •  zelf zinnen kunnen maken met gegeven woorden;
  • kortom, je hebt alle woordsoorten te te kennen! Bereid de toets goed voor: theorie leren, opdrachten maken en nakijken, oefeningen zoeken op het internet en deze maken.

Heel veel succes met het voorbereiden van de toets van donderdag 8 april a.s.!

Slide 11 - Diapositive