Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Uit welke delen bestaat het skelet?
A
schedel en ledematen en armen
B
romp, ledematen en armen en benen
C
schedel,romp, ledematen
D
schedel,romp,ledematen en armen en benen
Slide 1 - Quiz
Als deze spieren aanspannen
A
gaat de pols buigen
B
gaat de pols strekken
C
gebeurt er niets in de pols
D
gaat de pols draaien
Slide 2 - Quiz
In de afbeelding zie je een schematische tekening van het skelet van de mens. Een aantal botten is genummerd.
Wat is aangegeven met nummer 18?
A
Halswervels
B
Borstwervels
C
Heiligbeen
D
Lendewervels
Slide 3 - Quiz
herhaling , quiz
Slide 4 - Diapositive
deel van het skelet dat bestaat uit de schouderbladen en de sleutelbeenderen
deel van het skelet dat bestaat uit de borstwervels, de ribben en het borstbeen
deel van het skelet dat bestaat uit de heupbeenderen en het heiligbeen
schoudergordel
borstkas
bekken
Slide 5 - Question de remorquage
Wat zijn de functies van het skelet?
A
Beweging, vorm, lenigheid, stevigheid
B
Vorm, bescherming, stevigheid, beweging
C
Bescherming, kracht, lenigheid, beweging
D
Vorm, bescherming, kracht, stevigheid
Slide 6 - Quiz
Hoe komt het dat het skelet van baby nog zo flexibel is? Het skelet bestaat voornamelijk uit
A
Kraakbeenweefsel
B
Botweefsel
C
spons
D
elastiek
Slide 7 - Quiz
Skelet Uit hoeveel botten bestaat het skelet van een volwassene?
A
106
B
206, Bram had gelijk :)
C
176
D
236
Slide 8 - Quiz
In de afbeelding zie je een schematische tekening van het skelet van de mens. Een aantal botten is genummerd.
Wat is aangegeven met nummer 18?
A
Halswervels
B
Borstwervels
C
Heiligbeen
D
Lendewervels
Slide 9 - Quiz
In de afbeelding zie je een schematische tekening van het skelet van de mens. Een aantal botten is genummerd.
Wat is aangegeven met nummer 22?
A
Dijbeen
B
Scheenbeen
C
Heupbeen
D
Bovenbeen
Slide 10 - Quiz
Hiernaast is het skelet van een hond getekend. De namen van de botten van een hond zijn hetzelfde als bij de mens.
Wat is de naam van het bot dat is aangegeven met de letter P?
A
Halswervel
B
Staartwervel
C
Borstwervel
D
Lendenwervel
Slide 11 - Quiz
Je ziet een gedeelte van het skelet van de mens.
Wat stellen de nummers 3 en 6 voor?
A
3 = spaakbeen
6 = middenhandsbeentjes
B
3 = ellepijp
6 = handwortelbeentjes
C
3 = spaakbeen
10 = handwortelbeentjes
D
3 = ellepijp
10 = middenhandsbeentjes
Slide 12 - Quiz
Je ziet een gedeelte van het skelet van de mens. Wat stellen de nummers 8 en 10 voor?
A
8 = spaakbeen
10 = middenhandsbeentjes
B
8 = spaakbeen
10 = handwortelbeentjes
C
8 = ellepijp
10 = middenhandsbeentjes
D
8 = ellepijp
10 = handwortelbeentjes
Slide 13 - Quiz
Kijk naar de tekening van het skelet van een Caraïbische zeekoe. In vergelijking met het skelet van een mens ontbreken er bij een zeekoe botten. Welk bot ontbreekt bij de zeekoe?
A
Schouderblad
B
Opperarmbeen
C
Rib
D
Dijbeen
Slide 14 - Quiz
De kat is een ......ganger
Slide 15 - Question ouverte
Wat voor soort ganger is een olifant?
Slide 16 - Question ouverte
Als je een bot in zoutzuur legt
A
Lost lijmstof op waardoor het makkelijk breekt
B
Lost kalkzout op waardoor het makkelijk breekt
C
Lost lijmstof op waardoor het makkelijk buigt
D
Lost kalkzout op waardoor het makkelijk buigt
Slide 17 - Quiz
Sleep de onderdelen naar het juiste plaatje
Vooral
kraakbeen-weefsel
Botten met
weinig lijmstof en veel
kalk
Botten met veel lijmstof en weinig kalk
Buigzaam skelet
Breekbaar skelet
Slide 18 - Question de remorquage
Hoe heet de plek waar de spier aan het bot vast zit?
A
Hiel
B
Aanhechtingsplaats
C
Pees
Slide 19 - Quiz
Spiervezels vormen samen een ..
A
pees
B
vezel
C
spierstelsel
D
spierbundel
Slide 20 - Quiz
Met welke letter is een pees aangegeven?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 21 - Quiz
Wat is de antagonist van de biceps?
A
armbuigspier
B
armstrekspier
Slide 22 - Quiz
Wat gebeurt er met je spiervezels als je spier wilt aanspannen en wat gebeurt er als je je spier weer ontspant?
A
Aanspannen: Kort
Ontspannen: kort
B
Aanspannen: Kort
Ontspannen: Lang
C
Aanspannen: lang
Ontspannen: lang
D
Aanspannen: Lang
Ontspannen: kort
Slide 23 - Quiz
Wat zijn de taken van het skelet?
A
stevigheid en vorm
B
stevigheid, vorm en bescherming
C
stevigheid, vorm, bescherming en beweging
D
stevigheid, vorm, bescherming, beweging en stilstaan
Slide 24 - Quiz
Wat zit er in platte beenderen ?
A
Geel beenmerg
B
Rood beenmerg
C
Alle antwoorden zijn goed
Slide 25 - Quiz
Geel beenmerg
Rood beenmerg
vet opslag
Aanmaak van bloedcellen
Platte beenderen
Pijpbeenderen
Slide 26 - Question de remorquage
Bij welke groep zoogdieren hoort dit skelet?
A
teengangers
B
topgangers
C
zoolgangers
D
voetgangers
Slide 27 - Quiz
Waaruit bestaan botten?
A
lijmstof
B
kraakbeen
C
kalk en kraakbeen
D
kalk en lijmstof
Slide 28 - Quiz
deel van het skelet dat bestaat uit de schouderbladen en de sleutelbeenderen
deel van het skelet dat bestaat uit de borstwervels, de ribben en het borstbeen
deel van het skelet dat bestaat uit de heupbeenderen en het heiligbeen
schoudergordel
borstkas
bekken
Slide 29 - Question de remorquage
Wat zijn de functies van het skelet?
A
Beweging, vorm, lenigheid, stevigheid
B
Vorm, bescherming, stevigheid, beweging
C
Bescherming, kracht, lenigheid, beweging
D
Vorm, bescherming, kracht, stevigheid
Slide 30 - Quiz
Hoe komt het dat het skelet van baby nog zo flexibel is? Het skelet bestaat voornamelijk uit
A
Kraakbeenweefsel
B
Botweefsel
C
spons
D
elastiek
Slide 31 - Quiz
Skelet Uit hoeveel botten bestaat het skelet van een volwassene?
A
106
B
206, Bram had gelijk :)
C
176
D
236
Slide 32 - Quiz
In de afbeelding zie je een schematische tekening van het skelet van de mens. Een aantal botten is genummerd.
Wat is aangegeven met nummer 22?
A
Dijbeen
B
Scheenbeen
C
Heupbeen
D
Bovenbeen
Slide 33 - Quiz
Hiernaast is het skelet van een hond getekend. De namen van de botten van een hond zijn hetzelfde als bij de mens.
Wat is de naam van het bot dat is aangegeven met de letter P?
A
Halswervel
B
Staartwervel
C
Borstwervel
D
Lendenwervel
Slide 34 - Quiz
Je ziet een gedeelte van het skelet van de mens.
Wat stellen de nummers 3 en 6 voor?
A
3 = spaakbeen
6 = middenhandsbeentjes
B
3 = ellepijp
6 = handwortelbeentjes
C
3 = spaakbeen
10 = handwortelbeentjes
D
3 = ellepijp
10 = middenhandsbeentjes
Slide 35 - Quiz
Je ziet een gedeelte van het skelet van de mens. Wat stellen de nummers 8 en 10 voor?
A
8 = spaakbeen
10 = middenhandsbeentjes
B
8 = spaakbeen
10 = handwortelbeentjes
C
8 = ellepijp
10 = middenhandsbeentjes
D
8 = ellepijp
10 = handwortelbeentjes
Slide 36 - Quiz
Kijk naar de tekening van het skelet van een Caraïbische zeekoe. In vergelijking met het skelet van een mens ontbreken er bij een zeekoe botten. Welk bot ontbreekt bij de zeekoe?
A
Schouderblad
B
Opperarmbeen
C
Rib
D
Dijbeen
Slide 37 - Quiz
Wat voor soort ganger is een olifant?
Slide 38 - Question ouverte
De kat is een ......ganger
Slide 39 - Question ouverte
Als je een bot in zoutzuur legt
A
Lost lijmstof op waardoor het makkelijk breekt
B
Lost kalkzout op waardoor het makkelijk breekt
C
Lost lijmstof op waardoor het makkelijk buigt
D
Lost kalkzout op waardoor het makkelijk buigt
Slide 40 - Quiz
Sleep de onderdelen naar het juiste plaatje
Vooral
kraakbeen-weefsel
Botten met
weinig lijmstof en veel
kalk
Botten met veel lijmstof en weinig kalk
Buigzaam skelet
Breekbaar skelet
Slide 41 - Question de remorquage
In de afbeelding is een deel van het skelet van de mens schematisch getekend. Welke verbinding is er tussen de delen 1 en 2 in de afbeelding?
A
Botten zijn vergroeid
B
Een gewricht
C
Een naad
D
Kraakbeen
Slide 42 - Quiz
Wat voor beenverbinding is de knie?
A
Kraakbeenverbinding
B
Vergroeid
C
Gewricht
D
Naden (naadverbinding)
Slide 43 - Quiz
Hoe noem je deze beenverbinding?
A
Gewricht
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Naad
Slide 44 - Quiz
In de afbeelding zijn enkele beenverbindingen getekend. Bij welke van deze beenverbindingen is de minste beweging mogelijk?
A
Bij 1
B
Bij 2
C
Bij 3
Slide 45 - Quiz
Welke beenverbindingen zijn beweeglijk
A
1, 2 en 3
B
1 en 2
C
2 en 3
D
1 en 3
Slide 46 - Quiz
Waar zorgen de kapselbanden voor? De kapselbanden zorgen ervoor dat...
A
het gewricht minder snel slijt
B
het gewricht soepel kan bewegen
C
de botten in het gewricht op hun plek blijven
Slide 47 - Quiz
Welke van onderstaande keuzes is een blessure aan bot of gewricht?
A
kneuzing
B
ontwrichting
C
bloeduitstorting
D
blauwe plek
Slide 48 - Quiz
Wat is geen effect van een goede warming-up?
A
De hartslag gaat omhoog
B
De kans op blessures wordt kleiner
C
De spieren worden opgewarmd
D
Je verbrand de meeste calorieën
Slide 49 - Quiz
Welke blessure zie je in de afbeelding? Let op: je ziet voor-en zij-aanzicht
A
Kneuzing
B
Botbreuk
C
Ontwrichting
D
Spierscheuring
Slide 50 - Quiz
Beschadiging van een weefsel, zonder dat er iets breekt of scheurt
A
Verzwikking
B
Kneuzing
C
Voetbalknie
Slide 51 - Quiz
Deze persoon heeft haar gewrichtskapsel te ver uitgerekt. Dit noemen wij een...?