Poser une question

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Mardi le 16 mai 

- Les buts de ce cours.

- Interroger (overhoren) bron G.

- Expliquer la grammaire de bron H.

- Faire exercices 30, 31.

- Faire un 'jeu'. 

Waar denk je dat de les over gaat?

Welk vraagwoord mist in het rijtje?

Les buts 

- Ik kan op 2 manieren een vraag maken zonder vraagwoord.

- Ik ken 7 Franse vraagwoorden.

- Ik kan een vraag maken mét een vraagwoord.

Bron G 

1. Ja, ik ben nooit ziek. 

2. Qu'est-ce que tu fais comme sport?

3. Mais je déteste les légumes.

4. Sport jij?

5. Tu es en bonne santé?

Bron G

1. Oui, parce que j'aime bouger. 

2. Nee, ik sport niet. 

3. Ik voetbal.

4. Est-ce que tu manges bien?

5. Oui, je mange beaucoup de fruits. 

Is dit een correcte Franse vraag?

Tu fais du sport?

1. Ja
2. Nee
3. Ik weet het niet

Is dit een correcte Franse vraag?

Est-ce que tu manges bien?

1. Ja
2. Nee
3. Ik weet het niet

Een Franse vraag maken.

1). Zet een ? achter de gewone zin + stem omhoog op het eind.

2) Zet 'Est-ce que' vóór de gewone zin. 

Let op! Est-ce que il fait du sport?

Klinkers + stomme h = Est-ce qu'

Exercice 30a

1.                                                 4.

2.                                                5.

3.                                                 6.

Au travail!

Faire: exercice 30c + d.

Comment: individuellement (zelfstandig)

Temps: 5 minutes.

Fini? 

• Vergelijk jouw antwoorden met die van je buurman/buurvrouw. 
• Lees 31b en maak 31a, c, e. (E: extra uitdaging!)

Welke vraagwoorden ken je in het Nederlands?

Welke Franse vraagwoorden ken je?

Tu habites où?

Comment tu t'appelles?

C'est quand, ton anniversaire?

Combien de frères as-tu?

Pourquoi fais-tu du sport?

C'est qui, ce monsieur?

Qu'est-ce que tu as?

où 

Comment

quand

Combien (de)

Pourquoi

qui

Qu'est-ce que 

Hoe maak je een vraag mét vraagwoord?

Er zijn verschillende manieren, die niet voor elk vraagwoord gelden.

Het beste wat je kunt doen, is;

Vraagwoord + est-ce que + rest v.d. zin

Maak de zin vragend met 'Est-ce que'
Tu habites (où)?

Maak de zin vragend met 'Est-ce que'
Tu t'appelles? (Comment)

Maak de zin vragend met 'Est-ce que'
Tu vas à la piscine? (Pourquoi)

Au travail!

Faire: exercice 31c + d.

Comment: individuellement (zelfstandig)

Temps: 5 minutes.

Fini?  

• Vergelijk de antwoorden met je buurman/buurvrouw. 
• Probeer exercice 31e te maken!

Exercice 31c

1 où

2 comment

3 pourquoi

4 qui

Exercice 31d

2 Qu’est-ce que tu fais demain?

3 Pourquoi est-ce que tu achètes ce short de bain?

4 Quand est-ce qu’il part en vacances?

5 Comment est-ce que vous allez au collège?

Le jeu 

1) Iedereen bedenkt zometeen 1 Franse vraag mét of zonder vraagwoord. 

2) Je schrijft de vraag op je blaadje.

3) We gaan in een kring staan en geven 2 ballen door: de roze en de gele.

4) Heb je de gele bal terwijl de muziek stopt, dan stel je jouw vraag. Heb je de roze bal? Dan geef je antwoord op de vraag.

create.kahoot.it

create.kahoot.it

Is dit doel voor jou bereikt?
Ik kan op 2 manieren een vraag maken zonder vraagwoord.

1. Ja
2. Nee

Is dit doel voor jou bereikt?

Ik ken 7 Franse vraagwoorden.

1. Ja
2. Nee

Is dit doel voor jou bereikt?
Ik kan een vraag maken mét een vraagwoord.

1. Ja
2. Nee