Montag 4. April bezittelijk voornaamwoord

 het bezittelijk voornw.
 het bezittelijk voornaamwoord
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

 het bezittelijk voornw.
 het bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

het bezittelijk voornaamwoord

Vandaag ga je het bezittelijk voornaamwoord in het Duits leren.
Maar wat is eigenlijk het bezittelijk voornaamwoord?
Kijk naar het volgende uitlegfilmpje.
  

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 4 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 5 - Quiz

het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke  voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is  de eigenaar of maker van het voorwerp: 

mijn fiets

haar tekening

hun huis

jouw broer

zijn auto

Slide 6 - Diapositive

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt het lidwoord:


Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule


Slide 7 - Diapositive

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elk persoon een bezittelijk voornaamwoord:

ENKELVOUD

ik - mijn - mein

jij - jouw - dein

zij - haar - ihr

hij - zijn - sein  

het - zijn - sein



Slide 8 - Diapositive

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elk persoon een bezittelijk voornaamwoord.

MEERVOUD:

wij - ons/onze - unser

jullie - jullie - euer

zij - hun - ihr

u - uw - Ihr



Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Maak een spiekbriefje in je aantekenschrift:

                               de/het                           mijn
mannelijk            der                                 mein
vrouwelijk            die                                 meine
onzijdig                das                                 mein             
meervoud            die                                 meine

vrouwelijk + meervoud -> extra E

Slide 11 - Diapositive

Schrijf over in je aantekenschrift.

Welke vertaling is het moeilijkste?
Kun je daar een ezelsbruggetje bij bedenken om te onthouden?

Weet jij nog bij welk geslacht er een extra E achter komt? 

Slide 12 - Diapositive

mijn broer
A
mijne Bruder
B
mijn Bruder
C
mein Bruder
D
meine Bruder

Slide 13 - Quiz

Schrijf op 2 manieren de juiste vertaling van : jouw

Slide 14 - Question ouverte

zijn oom = ...........Onkel
A
sein
B
seine
C
ihr
D
ihre

Slide 15 - Quiz

Was heißt (jouw) Bruder?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 16 - Quiz

(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 17 - Quiz

Das sind (onze) Eltern (mv).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 18 - Quiz

(jullie) Auto (o) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer

Slide 19 - Quiz

(onze) Klassenlehrer (m) heißt Heusinkveld.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Euere

Slide 20 - Quiz

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 21 - Quiz

(uw) Handy (o) klingelt, Frau Janssen!
A
Dein
B
Ihr
C
Sein
D
Unser

Slide 22 - Quiz

Das ist (mijn) Tante.
A
meine
B
deine
C
mein
D
sein

Slide 23 - Quiz

Ik ken de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage

Bezittelijke voornaamwoorden:
1)   fünf Minuten leren:  vertalingen bezittelijke voornaamwoorden
2)  Arbeitsbuch Seite 101, Aufgabe 11 und 12 machen

Wat ga jij leren? Keuzeopdrachten:
Kloktijden 
3) Herhaling; Digitaal 3.1 Aufgabe 8, 9, 10 machen
4) Test jezelf; Digitaal 3.1 und 3.2 machen
 



Woordenschat
5) lernen Lernbox 1, 2 und 3 Arbeitsbuch Seite 127
6) woordtrainer; Digitaal 3.1 - 3.3
Praktische opdracht 'mein Traumhaus'
7) afmaken 'mein Traumhaus'. Let op Großbuchstaben, der-die-das , ein - eine

Slide 25 - Diapositive

Welke vertalingen van het bezittelijk voornaamwoord ken jij na deze les?
Schrijf NL- DU
mijn - jouw- zijn -haar - onze - jullie - hun - uw

Slide 26 - Question ouverte