Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Grammatica woordsoorten - les 2
Grammatica: Woordsoorten
Elk
woord
in
een
zin
kun
je
benoemen
1 / 16
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
16 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Grammatica: Woordsoorten
Elk
woord
in
een
zin
kun
je
benoemen
Slide 1 - Diapositive
Pak je laptop en log in
Slide 2 - Diapositive
Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit
Coca Cola
drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
C
Zelfstandig werkwoord (zww)
Slide 3 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar
de
winkel.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)
Slide 4 - Quiz
Hoeveel lidwoorden staan er in deze zin:
De vader en het kind zitten in een vliegtuig.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 5 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film
gekeken
.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
Slide 6 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar
huis
.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Slide 7 - Quiz
Ik zoek de betekenis van het woord straks even
op
.
A
Wel een voorzetsel
B
Geen voorzetsel
Slide 8 - Quiz
Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.
Slide 9 - Question ouverte
Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.
Slide 10 - Question ouverte
'Ik zag twee vliegen vliegen.'
Hoeveel werkwoorden in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 11 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Ik
heb
veel nagedacht.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
Slide 12 - Quiz
Op mijn school maakt hij een creatieve opdracht voor zijn leukste vak.
A
mijn=bez, hij = bez. zijn =bez.
B
mijn=bez., hij = pers. zijn=bez.
C
mijn=bez, hij =bez. zijn=pers.
D
mijn=pers., hij = pers. zijn= bez.
Slide 13 - Quiz
Die moeder van haar heeft mij goed geholpen.
A
haar=bez mij=pers
B
haar=pers mij=bez
C
haar=pers mij=pers
D
haar=bez mij=bez
Slide 14 - Quiz
Ik heb dat altijd al willen kopen.
Benoem in deze zin de zelfstandige werkwoorden (zww)
en de hulpwerkwoorden (hww).
A
heb, willen = hww kopen = zww
B
heb, willen, kopen = zww
C
heb, willen, kopen = hww
D
heb = hww willen, kopen = zww
Slide 15 - Quiz
Maken opdracht woordsoorten
timer
20:00
Slide 16 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Grammatica woordsoorten - Quiz
Mars 2024
- Leçon avec
10 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica woordsoorten - Quiz
Mars 2023
- Leçon avec
10 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica woordsoorten - Quiz
Janvier 2024
- Leçon avec
10 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica woordsoorten - Quiz
Juin 2024
- Leçon avec
12 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica woordsoorten - Quiz
Octobre 2024
- Leçon avec
12 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica woordsoorten - Quiz
Avril 2024
- Leçon avec
12 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica woordsoorten - Quiz
Septembre 2024
- Leçon avec
12 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica woordsoorten - Quiz
Janvier 2025
- Leçon avec
11 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2