Grammatica woordsoorten - Quiz
1 / 10
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Je moet ook nooit Coca Cola drinken bij de computer.
A
zelfstandig naamwoord (znw)
B
voorzetsel (vz)
C
bijvoeglijk naamwoord (bijv. nw)
D
zelfstandig werkwoord (zww)
Slide 2 - Quiz
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
lidwoord (lw)
B
persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw)
Slide 3 - Quiz
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
hulpwerkwoord (hww)
Slide 4 - Quiz
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
zelfstandig naamwoord (znw)
C
bijvoeglijk naamwoord (bijv. nw)
D
voorzetsel (vz)
Slide 5 - Quiz
Ik zoek de betekenis van het woord straks even op.
A
wel een voorzetsel
B
geen voorzetsel
Slide 6 - Quiz
Hoeveel zelfstandig naamwoorden (znw) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.
Slide 7 - Question ouverte
Kies de juiste woordsoort.
Ik heb veel nagedacht.
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
hulpwerkwoord (hww)
Slide 8 - Quiz
Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.
Slide 9 - Question ouverte
'Ik zag twee vliegen vliegen.'
Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4
