Deviant op weg naar 1F thema 3 spelling en grammatica

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Nederlands

Thema 3 hoofdstuk 1

Spelling en grammatica

Wat gaan we doen?

• Filmpje kijken
• Uitleg werkwoorden
• Quiz
•  woordweb
• Uitleg hele werkwoorden
• Opdracht
• Sleepvraag

Doel

Aan het einde van deze les:

• Herken je een werkwoord
• Kan je een heel werkwoord maken
• Kun je de stam van het werkwoord vinden

Werkwoorden

Werkwoorden geven aan dat er iets gebeurt of gedaan wordt.

 

• Je kunt er een zin mee maken door er een persoon, ding of dier voor te zetten. 
• Je kunt de zin ermee veranderen naar de tegenwoordige en verleden tijd. 
• Je kan er '' ik, hij, wij, zij, jullie'' voor zetten.

Werkwoorden of niet?

branden, springen, zwemt

Zet er een persoon, dier of ding voor: 

De kaarsen branden

Wij springen

Zij zwemt

Wat zijn werkwoorden in dit rijtje?
zien, lopen, brommer, fietsen, paarden

1. zien, fietsen
2. zien, lopen, fietsen
3. zien, lopen, brommer, fietsen
4. zien, lopen, brommer, fietsen, paarden

Bedenk nu zelf 3 werkwoorden

Hele werkwoorden herkennen

• Het hele werkwoord is de vorm van het werkwoord die in het woordenboek staat. 
• Hele werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd in het meervoud   (de wij-vorm).
• Hele werkwoorden eindigen meestal op -en en soms op -n.

Hele werkwoord, stam, ik-vorm

Het hele werkwoord is lopen

De stam is het hele werkwoord zonder -en dus LOP

Dit kan je niet zeggen in het Nederlands, 

Daarom is de ik-vorm LOOP

Wat zijn werkwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Maken

Blz 83 opdracht 1:

Schrijf  10 werkwoorden in je werkboek.

Blz 84 opdracht 2:

Zet een streep onder elk werkwoord.

Sleep de werkwoorden en de zinnen naar de juiste foto.

Hij fietst.

Hij speelt.

Hij bezorgt

Sterke werkwoorden

Veranderen wel van klinker.

Zwakke werkwoorden

Veranderen niet van klinker.

Uitleg: Zwakke werkwoorden

Sterke werkwoorden

Zwakke werkwoorden

Lopen

Eten

Gamen

Kijken

Voetballen

Bakken

Uitleg

Zoveel mogelijk zwakke
werkwoorden!

Zwakke werkwoorden:

werken - werkten

fietsen - fietsten

gooien - gooiden

huilen - huilden

Uitleg: voorbeelden

Verander de tijd

Wij deden een stunt.

Wij doen een stunt. 

Je weet nu dat deden (doen) het werkwoord is.

Voorbeelden

rijden

klagen

typen

slapen

gaan

staan

zijn

Lesdoel

1. Aan het einde van de les weet jij wat een lidwoord, zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord is.
2. Aan het einde van de les weet jij tussen het lidwoord en zelfstandig naamwoord een bijvoeglijk naamwoord te herkennen.
3. Aan het einde van de les weet jij tussen het lidwoord en zelfstandig naamwoord een bijvoeglijk naamwoord te plaatsen.

Wat zijn lidwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Lidwoorden

De 

Het

Een

                                                   Welk van deze 3 kun je altijd gebruiken?

Lidwoorden

• Het lidwoord staat nooit alleen in de zin.
• Het lidwoord hoort altijd bij een ander woord namelijk....

   het zelfstandig naamwoord

Lidwoorden

OPDRACHT:
Sleep de woorden naar het juiste lidwoord

de

het

hond 

strandbal

konijn

land

plant

kasteel

grond

trap

boek

weerbericht

stok

water

Verschil in lidwoorden:

lidwoorden 

        onbepaald lidwoord    bepaald lidwoord                   

           een                               de, het          

'Een medicijn'                 'Het medicijn' 

zelfstandig naamwoord

Aanraken

Doorheen lopen:

- centrum

- lucht

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Het zelfstandig naamwoord is een woord voor iets of iemand:

                Een mens

                Een dier

                Een ding

Je kan het vaak vastpakken!

Voor we aan de slag gaan...

Het bijvoeglijk naamwoord geeft extra informatie over dat zelfstandig naamwoord.

Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord.

            'rode auto.'

Het staat tussen het lidwoord en zelfstandig naamwoord in.

           'De rode auto.'

Aan de slag!

Je gaat de opdrachten van hoofdstuk 2 maken uit je werkboek.

Let op! Bij opdracht 6 moet je:

- De lidwoorden omcirkelen, 

- Een rechtoek zetten om de bijvoeglijke naamwoorden en 

- Een streep onder de zelfstandige naamwoorden zetten. 

                                         De  rode auto

Klaar? Pak je leesboek.

Zelfstandige naamwoord

Bijvoeglijke naamwoorden

Zelfstandig naamwoord

lidwoord

apotheek

medicijn

de

jongen

het

huisarts

broertje

dieet

recept

dokter

een

behandeling

onderzoek

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Het werkwoord

Blz 83:

We lezen samen de theorie.

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het lidwoord?

1. de
2. slimme
3. het
4. leerling

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het zelfstandig naamwoord?

1. slimme
2. leerling
3. snapt
4. de

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?

1. de
2. leerling
3. snapt
4. slimme

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het werkwoord?

1. snapt
2. de
3. leerling
4. slimme

Studiemeter

www.studiemeter.nl 

Log in met je naam en wachtwoord

1. klik op Nederlands 

2. klik op via start taal online

3. klik op via-vooraf op weg naar 1F

4. klik op thema 3 spelling en grammatica.