gezondheid jan 2020

gezond
ziek
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
nt2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

gezond
ziek

Slide 1 - Diapositive

de huisarts
de apotheek

Slide 2 - Diapositive

de medicijnen
de tabletten=
de pillen

Slide 3 - Diapositive

de druppels
oordruppels/neusdruppels
de hoestdrank

Slide 4 - Diapositive

de pijnstillers
hoesten

Slide 5 - Diapositive

het kind heeft koorts

Tekst

Slide 6 - Diapositive

De thermometer
de    ther- mo- me- ter 

de stethoscoop
de     ste- thos- coop

Slide 7 - Diapositive

het recept
het verband

Slide 8 - Diapositive

de pleister
de wond
het bloed

Slide 9 - Diapositive

de dokter
de verpleegster
de verpleger

Slide 10 - Diapositive

de wachtkamer
het gips

Slide 11 - Diapositive

Bij de dokter
Kan ik u helpen?
Wat is er aan de hand?
Heeft u koorts?
Heeft u pijn?
Waar heeft u pijn?
Ik schrijf een recept


Ik heb 40 graden koorts
Ik heb pijn in mijn rug
Mijn arm doet zeer.
Ik moet erg hoesten
Ik ben verkouden
Ik ben erg moe
Mijn oor doet pijn
Ik kan niet slapen
Ik heb het warm en dan weer koud


Slide 12 - Diapositive


A
de pillen
B
het medicijn
C
de hoestdrank
D
de cola

Slide 13 - Quiz

?
A
Leraar
B
de dokter
C
Architect
D
Verpleegster

Slide 14 - Quiz


A
het gips
B
de gisp
C
het verband
D
de pleister

Slide 15 - Quiz


Wat is dit?
A
de pleister
B
de zieke
C
de thermometer
D
de pijnstiller

Slide 16 - Quiz


A
de pillen
B
het drankje
C
het recept
D
de tabletten

Slide 17 - Quiz


A
het drankje
B
de tabletten
C
de pillen
D
de neusspray

Slide 18 - Quiz


A
de pleister
B
het gips
C
de koorts
D
het verband

Slide 19 - Quiz


A
het bleod
B
het bloed
C
het boeld
D
het beold

Slide 20 - Quiz


A
het verband
B
de wond
C
het bloed
D
de pleister

Slide 21 - Quiz

grammatica -woordsoorten
  1. werkwoord
  2. zelfstandig naamwoord 
  3. bijvoeglijk naamwoord 
  4. voorzetsels
  5. lidwoorden 

Slide 22 - Diapositive

0

Slide 23 - Vidéo

Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 24 - Quiz

Wat zijn werkwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 25 - Quiz

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 26 - Quiz

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 27 - Quiz

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het lidwoord?
A
de
B
slimme
C
het
D
leerling

Slide 28 - Quiz

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het zelfstandig naamwoord?
A
slimme
B
leerling
C
snapt
D
de

Slide 29 - Quiz

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme

Slide 30 - Quiz

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het werkwoord?
A
snapt
B
de
C
leerling
D
slimme

Slide 31 - Quiz