Weer en Klimaat: Begrijpen en Voorspellen

Weer en Klimaat: Begrijpen en Voorspellen
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieSpeciaal OnderwijsLeerroute 3Leerroute 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Weer en Klimaat: Begrijpen en Voorspellen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je het gemiddelde weertype bij elk seizoen benoemen.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weet je al over het weer en de seizoenen?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Seizoenen
Van 21 september tot 21 december is het Herfst.
De winter is van 21 december tot 21 maart
Dan start op 21 maart de lente en deze duurt tot 21 juni.
De zomer duurt dus van 21 juni tot 21 september
Elk seizoen duurt 3 maanden.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer begint de winter?
A
21 december
B
21 maart
C
21 september
D
21 juni

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe lang duurt de herfst?
A
1 maand
B
3 maanden
C
9 maanden
D
6 maanden

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Seizoenen
In ons land is het in de lente en zomer warm en zonnig.
In de herfst is het vaak winderig en regenachtig
In de winter is koud met mogelijk sneeuw.
Maar soms kan het in de herfst ook al heel koud zijn en er valt ook nog wel eens sneeuw in de lente.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kan het weer in ons land in de winter worden omschreven?
A
Droog en zonnig
B
Winderig en regenachtig
C
Koud met mogelijk sneeuw
D
Warm en zonnig

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor weer is het vaak in de herfst in ons land?
A
Warm en zonnig
B
Winderig en regenachtig
C
Koud met sneeuw
D
Droog en zonnig

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tegenstrijdige Weer-kenmerken
Soms kunnen tegenstrijdige weer-kenmerken tegelijk voorkomen, zoals zon en kou, of regen en warmte.
Zo kan je op een hele koude winterdag, waarop je kan schaatsen op de vijver een strak blauwe lucht zien en een felle zon. Toch is het dan koud en de temperatuur onder nul. brrrrrr.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kan je zien op een hele koude winterdag met een strak blauwe lucht?
A
Regenboog
B
regen wolken
C
Felle zon
D
Donkere wolken

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kan tegelijk voorkomen op een koude winterdag?
A
Zon en kou
B
Mist en warmte
C
Bewolking en kou
D
Regen en warmte

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Thermometer
Een thermometer meet de temperatuur. 
Het wordt vaak gebruikt om het weer te voorspellen.
Gemiddeld is het 
in de winter rond de 5 graden
in de lente rond de 11 graden
in de zomer rond de 22 graden
in de herfst rond de 10 graden.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de gemiddelde temperatuur in de herfst?
A
30 graden
B
22 graden
C
10 graden
D
5 graden

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de gemiddelde temperatuur in de zomer?
A
5 graden
B
11 graden
C
10 graden
D
22 graden

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Huidig Weer
Wat voor weer is het nu?
We kijken hiervoor naar buiten en naar het weerbericht.
We kijken of dit type weer echt past bij het seizoen waar we nu inzitten?

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zie je aan het weer als je naar buiten kijkt.

Slide 19 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

We kijken naar het weerbericht op buienradar.nl 
https://www.buienradar.nl/


Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In welk seizoen zitten we nu?
A
winter
B
lente
C
zomer
D
herfst

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als we naar het weerbericht kijken.
Op welk seizoen lijkt het dan meer?
A
winter
B
lente
C
zomer
D
herfst

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 23 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.