Spelling werkwoorden pvtt en pvvt sterk en zwak

Spelling werkwoorden
Klas 1
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Spelling werkwoorden
Klas 1

Slide 1 - Diapositive

Terugblik:
Pvtt
Pvvt (zwak en sterk)

Welke regels ken je???

Benoem de regels voor jezelf.

Slide 2 - Diapositive

Regels pvtt:

Slide 3 - Diapositive

Regels pvvt zwak:
- te(n) 
-de(n)
achter de ik-vorm

Twijfel => gebruik:
't (e)xf(o)ksch(aa)p

Slide 4 - Diapositive

Pvvt sterk:
- Klank verandert in verleden tijd  (loop - liep)
- Schrijf zo kort en eenvoudig mogelijk
- Twijfel => gebruik verlengproef => d of t? (vond - vonden)

Slide 5 - Diapositive

pvtt: hij (bieden)

Slide 6 - Question ouverte

Pvvt: ik (smelten)

Slide 7 - Question ouverte

pvvt de honden (blaffen)

Slide 8 - Question ouverte

Willem (verlichten) de kamer gisteren.
pvvt
A
verlichten
B
verlichtte
C
verlichte
D
verlachte

Slide 9 - Quiz

De kat (bijten) de jongen vorige week
pvvt


A
bijt
B
bijtte
C
beet
D
beette

Slide 10 - Quiz

Mijn moeder (vinden) jou stom
pvtt
A
vond
B
vind
C
vinden
D
vindt

Slide 11 - Quiz

Ik (antwoorden) altijd snel
pvtt
A
antwoord
B
antwoordde
C
antwoorde
D
antwoordt

Slide 12 - Quiz

Piet (betalen) de slager gelijk
pvvt
A
betaal
B
betaalde
C
betaalt
D
betaaldt

Slide 13 - Quiz

Waarom (wrijven) je vanmorgen in je ogen?
pvvt
A
wreef
B
wrijfte
C
wrijf
D
wreefte

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste vorm in PVTT:
Het gebeur.....regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeuren

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste vorm in PVVT:
Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 16 - Quiz

Vul de pvtt of pvvt in. Noteer je antwoorden op een blaadje. 
1. Bij die explosie van vorige week (barsten) veel ruiten.
2. Ik (aanvaarden) jouw gedrag
3. (Worden) je tante 55 jaar?
4. Rowan (hoesten) toen hij peper at.
5. Een meisje (staan) gisteren te kleumen van de kou
6. Jij (beantwoorden) de vragen altijd goed.

Slide 17 - Diapositive

Antwoorden:
1. barstten
2. aanvaard
3. wordt
4. hoestte
5. stond
6. beantwoordt

Slide 18 - Diapositive