Verkeer les 1A voetgangers of bestuurders

Doel verkeer les 1: 
We leren over voetgangers en bestuurders in het verkeer
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
VerkeerVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Doel verkeer les 1: 
We leren over voetgangers en bestuurders in het verkeer

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag leren?
Doel:
We leren wat verkeer is
We leren wat een voetganger/ bestuurder is
We leren op welke manieren we gebruik kunnen maken van het verkeer

Slide 2 - Diapositive

Wat is verkeer volgens jullie?

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Diapositive

Wat is een voetganger?
  • Een voetganger is iemand die loopt. 
  • Ook als je op skates, skeelers, step of op een skelter rijdt, tel je als voetganger

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Vidéo

Wat is een woonerf?
woonbuurt die door zijn aanleg moeilijk voor auto's toegankelijk is

Slide 8 - Diapositive

Waar kan ik lopen? 
Voetganger

Slide 9 - Diapositive

Bestuurder
Je bent een bestuurder als je fietst. 
Als je paardrijdt of loopt met een paard aan de teugel, dan ben je ook een bestuurder.

Slide 10 - Diapositive

Voetganger of niet?
A
voetganger
B
geen voetganger

Slide 11 - Quiz

Voetganger of niet?
A
voetganger
B
geen voetganger

Slide 12 - Quiz

Voetganger of niet?
A
voetganger
B
geen voetganger

Slide 13 - Quiz

Voetganger of niet?
A
voetganger
B
geen voetganger

Slide 14 - Quiz

Voetganger of niet?
A
voetganger
B
geen voetganger

Slide 15 - Quiz

Voetganger of niet?
A
Voetganger
B
Geen voetganger

Slide 16 - Quiz

Bij Welke twee borden mag je lopen?
A
bord 1
B
bord 2
C
bord 3
D
bord 4

Slide 17 - Quiz

Wat is het voor bord op
de afbeelding?

Slide 18 - Question ouverte

Hoe noem je de straat die op het bord staat?

Slide 19 - Question ouverte

Op welke drie manieren kun je gebruik maken van het verkeer?

Slide 20 - Question ouverte

Wanneer ben je een voetganger? Noem drie voorbeelden

Slide 21 - Question ouverte

Wanneer ben je een bestuurder? Noem twee voorbeelden

Slide 22 - Question ouverte