le mercredi 17 novembre

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

BONJOUR et BIENVENUE!

Bonjour

et 

bienvenue!!

Programme

* ken je voca 2?

* uitleg passé composé (v.t.t)

* oefenen met de passé composé

* boekje lezen

joyeux

le séjour

le pauvre

doorbrengen

vergeten

naast

Passé composé met avoir

• Le passé composé (p.c) in het Nederlands heet de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t).
• Le passé composé is een verleden tijd. De Fransen gebruiken deze tijd heel vaak om iets te vertellen in het verleden tijd.

Let OP: De imparfait tijd (o.v.t) die jullie misschien al kennen is ook een verleden tijd. Deze tijd gebruik je vaker in het Nederlands. Bv: ik ging, ik was etc..

Passé composé met avoir

• Hieronder een paar voorbeelden van een passé composé (v.t.t) in het Nederlands:

Ik heb gekeken

Wij hebben gehad

Jullie hebben gekozen

⇒ Zoals in het Nederlands, heeft de p.c in het Frans ook 3 onderdelen:

Onderwerp + hulpwerkwoord avoir (hebben) + voltooid deelwoord

Passé composé met avoir

• Hoe maak je dus de p.c in het Frans?

Voorbeeld: Ik heb gekeken

1. Eerst het onderwerp Ik⇒ J´

2. Daarna het hulpwerkwoord Heb ⇒ ai

3. Als laatste: voltooid deelwoord ⇒ De R weghalen en een streepje op de E 

Regarder ⇒ regardé ⇒ J'ai regardé (ik heb gekeken)

• Met de ww  die eindigen op IR (i) en RE (u)

Voorbeeld 1: Jij hebt gekozen ⇒ Tu as choisi

Voorbeeld 2:  Hij heeft gewacht ⇒ Il a attendu (let op de R haal je ook weg)

Passé composé met avoir

• Je hebt in het Frans in dit hoofdstuk (chapitre 1) vier onregelmatige werkwoorden die je uit je hoofd moet kennen.

Avoir (hebben)

Être (zijn)

Prendre (nemen)

Faire (doen, maken)

Met deze werkwoorden heeft het voltooid deelwoord een aparte vorm.

Avoir (hebben) ⇒ eu           Être (zijn) ⇒ été          Prendre (nemen) ⇒ pris

Faire (doen, maken) ⇒ fait

Passé composé met avoir

• Hoe maak je dus de p.c in het Frans met de onregelmatige werkwoorden?
  

Voorbeeld: Jij hebt gehad

Eerst het onderwerp Jij ⇒ Tu

Daarna het hulpwerkwoord Hebt ⇒ as

Als laatste: voltooid deelwoord ⇒ aparte vorm ⇒ eu

⇒ Tu as eu (jij hebt gehad)

Faire (elle) ⇒ elle a fait ⇒ zij heeft gemaakt/gedaan

Prendre (on) ⇒ on a pris ⇒ men heeft genomen

Être (elles) ⇒ elles ont été ⇒ zij zijn geweest

Wat is de passé composé?

1. De tegenwoordige tijd (ik dans)
2. De verleden tijd (ik danste)
3. De voltooide tegenwoordige tijd (ik heb gedanst)
4. De voltooide verleden tijd (ik had gedanst)

De passé composé maak je met ......

1. 1 werkwoord
2. 2 werkwoorden

Hoe maak je de passé composé?

1. hele werkwoord + uitgang
2. stam + uitgang
3. hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
4. vorm van aller + hele werkwoord

Welke vorm is hier passé composé?

1. je mange
2. je vais manger
3. j'ai mangé
4. je suis mangé

Welke vorm is hier de passé composé?

1. Tu as parlé
2. Tu parlais
3. Tu parleras
4. Tu parles

ils (perdre = verliezen, passé composé)

1. ont perdru
2. ont perdu
3. a perdu
4. avons perdu

vous (finir = afmaken, passé composé)

1. avez fini
2. avons fini
3. a fini
4. avez finir

Passé Composé: Hij heeft gedaan

1. Il a fait
2. Il as fairé
3. Ils ont faire
4. Il est fait

ik ben geweest (passé composé)

1. je suis été
2. j'ai été
3. j'ai êtré
4. je suis êtré

Maintenant

Boekje lezen

Les devoirs

Leren voca 3

Maken extra opdracht: 1 (1,2) - 3 (1,3,4) - 4 (1), - 5 (2,3)