Kapitel 1/2, SO Voorbereiding (14-9)
1 / 23
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
telwoorden:
267
267
Slide 3 - Question ouverte
telwoorden:
35
35
Slide 4 - Question ouverte
telwoorden:
1000
1000
Slide 5 - Question ouverte
Onregelmatige werkwoorden: haben + sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
haben
hast
haben
habt
hat
Slide 6 - Question de remorquage
Onregelmatige werkwoorden: haben + sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein
Slide 7 - Question de remorquage
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
Werden (worden/zullen)
werden
werdet
wirst
werde
wird
werden
Slide 8 - Question de remorquage
Wat is het verschil tussen zwakke werkwoorden en zwakke werkwoorden met in de stam een sis-klank?
Slide 9 - Question ouverte
(reisen) Er ... gerne.
Slide 10 - Question ouverte
Schrijf hieronder alleen de juiste werkwoordsvorm op
reden
du red_____
reden
du red_____
Slide 11 - Question ouverte
wohnen
a)Ich wohn___ in Passau.
b) Wir wohn___ in Passau.
c) Ihr wohn__ auch in Passau
a)Ich wohn___ in Passau.
b) Wir wohn___ in Passau.
c) Ihr wohn__ auch in Passau
Slide 12 - Question ouverte
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie
Slide 13 - Question de remorquage
Sleep het Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 3E nv.
mij
jou
hem
jullie
haar
ons
het
hen
u
mir
uns
ihm
ihm
ihr
dir
euch
ihnen
Ihnen
Slide 14 - Question de remorquage
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval
timer
2:00
u
haar
hem
het
jou
ons
jullie
hen
mij
Sie
uns
ihn
euch
dich
sie
es
sie
mich
Slide 15 - Question de remorquage
Zoek de juiste vraagwoorden bij elkaar!
hoe?
waar?
waarvandaan?
wat?
wie?
wanneer?
wann?
woher?
wie?
wo?
Was?
wer?
Slide 16 - Question de remorquage
Hoe vervoeg je de Modalverben?
Slide 17 - Question ouverte
der Herbst
der Frühling
der Sommer
der Winter
Slide 18 - Question de remorquage
Februar
Januar
März
April
Mai
Juni
Juli
August
September
Oktober
November
Dezember
Slide 19 - Question de remorquage
's ochtends
's avonds
's middags
in de nacht
's morgens
in de namiddag
in der Nacht
am
Morgen
am Vormittag
am Abend
am
Nachmittag
am Mittag
Slide 20 - Question de remorquage
de dag van de week
kloktijden
seizoenen
maanden
de datum
im
am
um
Slide 21 - Question de remorquage
Sleep de juiste Duitse dag naar de juiste Nederlandse dag
Montag
Dienstag
Donnerstag
Mittwoch
Freitag
Samstag
Sonntag
Maandag
Woensdag
Dinsdag
Vrijdag
Donderdag
Zaterdag
Zondag
