Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Herhaling Hoofdstuk 2: Jij en je geld!
Paragraaf 2.1: Pinpas of Portemonnee
Paragraaf 2.2: Waarom zou je sparen?
Paragraaf 2.3: Waarom zou je lenen?
Paragraaf 2.4: Verzekeren hoezo?
Nodig: Telefoon rekenmachine pen en schrift:
Slide 1 - Diapositive
Als ik bij de Mediamarkt een nieuwe tv cash betaal, dan heet dit geld?
A
Giraal Geld
B
Indirect Geld
C
Direct Geld
D
Chartaal Geld
Slide 2 - Quiz
Manon heeft een bijbaantje bij een supermarkt. Het geld dat ze hiermee verdient, spaart zij om later een scooter te kunnen kopen. Haar moeder heeft ook geld gespaard. “Je weet nooit waarvoor je het nodig hebt”, zegt haar moeder.
Van welke twee spaarmotieven is hier sprake?
A
van sparen voor een doel en sparen voor de rente
B
van sparen voor een doel en sparen uit voorzorg
C
van sparen voor de rente en sparen uit voorzorg
Slide 3 - Quiz
Welke spaarmotieven zijn er dus?
A
Sparen voor een doel
B
Sparen voor je pensioen
C
Sparen voor rente
D
Sparen uit voorzorg
Slide 4 - Quiz
Je hebt een krantenwijk. Het geld dat je hiermee verdient, leg je in je nachtkastje. Geld is hier een ...
A
Ruilmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel
D
Rente
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Vidéo
Bij een bank heb je een lening afgesloten. De maandtermijn is € 95,-. De aflossing is dan
A
Kleiner dan € 95,-
B
€ 95,-
C
€ 0,-
D
Groter dan € 95,-
Slide 7 - Quiz
Je leent € 350,- en betaald € 21 rente. Hoeveel procent is de rente van het geleende bedrag?
A
7,2%
B
8,0%
C
6,0%
D
5,1%
Slide 8 - Quiz
Koop nu een nieuwe scooter van € 2.000,-. En betaal 6 jaar lang maar € 41,- per maand! Welk bedrag betaal je meer dan bij direct kopen?
A
€ 2.952,-
B
€ 2.000,-
C
€ 952,-
D
€ 246,-
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Vidéo
Wat is een verplichte verzekering?
A
Reisverzekering
B
inboedelverzekering
C
WA-verzekering auto
D
Fietsverzekering
Slide 11 - Quiz
Anita heeft een reisverzekering. Tijdens haar vakantie raakt ze haar koffer kwijt. De schade is € 450,-. Ze heeft een Eigen Risico van € 250,-. Krijgt ze wat uitgekeerd? Zo ja, hoeveel?
A
Nee € 0,-
B
Ja, € 200,-
C
Ja, € 250,-
D
Ja, € 450,-
Slide 12 - Quiz
Nu zelfstandig werken
Keuzeopdrachten:
Maken rekenen blz. 64 en 65, opdrachten: 5, 6, 7, 11, 18, 19 & 20