Spaans U1 11 mei oefenen voor luistertoets

• Spaans
• WO
• Studiejaar 1

.

La clase de U1 de español

martes, 11 de mayo

¿Qué tal las vacaciones de mayo?
¿Qué actividades tienes en las vacaciones de mayo?
Escribe en holandés.

De lesdoelen zijn:

oefenen met luisterfragmenten voor de luistertoets

oefenen met het vervoegen van werkwoorden in het Spaans

voor leerlingen in de les: fouten bekijken van de brief

Hoy en clase

La clase anterior

Fechas de exámenes

Practicar con ejercicios auditivos

Practicar con verbos

La evaluación

Vuestras cartas

La preparación para la siguiente clase

En casa: Escribe en holandés sobre el examen formativo: wat ging goed en wat kon beter?
En clase: habla con un compañero de clase el examen formativo: wat ging goed en wat kan beter?

Fechas de exámenes

18 de junio: examen auditivo grupo I

grupo II hacer clase en lessonup

25 de junio: examen auditivo grupo II

grupo I hacer en clase en lessonup

tp3: examen de textos, gramática y vocabulario

(alle gramática in teams en alle vocabulaire + vocabulaire werkwoorden in teams).

¿Tienes preguntas sobre los exámenes de español? Escribe en holandés.

Practicar con ejercicios auditivos

Je gaat zo dadelijk luisterfragmenten horen waarbij je oefeningen moet maken.

Elk luisterfragment mag je 2x beluisteren.

¿Qué idiomas habla Martín?

1. Engels en Spaans
2. Nederlands en Spaans
3. Frans en Spaans
4. Duits en Spaans

¿Qué mascota tiene Judith?

1. een hond
2. een kat
3. een kanarie
4. een rat

¿Cuántos hermanos tiene Jasmín?

1. 1
2. 2
3. 3
4. o

¿Cómo se llama el chico?

1. Simón
2. Santiago
3. Santi
4. Sam

¿Quién es Ana?

Stuur hier je antwoord:

¿Cuáles son los hermanos de Roberto?

Stuur hier je antwoord:

waar of niet waar:
1. María Isabel is een nieuwe leerling in de klas.
2. María Isabel komt uit Uruguay.
3. Ze is 13 jaar.
4. Ze spreekt 3 talen.

Hoe ging het oefenen voor de luistertoets?
Wat kun je zelf thuis doen om er beter in te worden?

Vervoeg de volgende werkwoorden zonder nadruk (zonder persoonlijke voornaamwoord ervoor:
1. ik viajar
2. jij abrir
3. wij comer
4. hij zijn
5. zij hebben

Vertaal de volgende werkwoorden in de juiste persoon naar het Nederlands:
1. hablas
2. es
3. tenemos
4. se llama
5. escribo
6. como

Hoe ging het vervoegen van de werkwoorden?
Wat heb je nu anders gedaan?

La preparación para la siguiente clase

Leer alle grammatica en vocabulaire van teams (alle).

Leer vocabulaire belangrijke werkwoorden spa-ned, ned-spa (in teams)

voor leerlingen in de les: luistertoets

Welk cijfer heb je behaald voor je brief?
Waarom denk je dat?

Bekijk je fouten. Waar ga je deze periode op focussen? (let wel de grammatica en vocabulaire komen terug in de tp3!)