Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde oefenen

Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit....................?
1 / 10
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit....................?

Slide 1 - Question ouverte

Hoe noem je het werkwoord dat deel uitmaakt van het naamwoordelijk gezegde?

Slide 2 - Question ouverte

Schrijf het rijtje van koppelwerkwoorden op. (Het zijn er 8).

Slide 3 - Question ouverte

Oefenen, schrijf het naamwoordelijk gezegde op in de zin:
Die hond is een erg trouw beestje.

Slide 4 - Question ouverte

Oefenen, schrijf het naamwoordelijk gezegde op in de zin:
De directeur van school leek erg boos.

Slide 5 - Question ouverte

Schrijf het nw.gez. op in de zin:
Mevrouw van der Waal is docent op een school in Culemborg.

Slide 6 - Question ouverte

Oefenen, schrijf het naamwoordelijk gezegde op in de zin:
Mijn broertje wordt later automonteur.

Slide 7 - Question ouverte

Zeg van de volgende zin of het een naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde is:
De leerlingen zijn vandaag niet in het lokaal.

Slide 8 - Question ouverte

WWG of NWG?
De leerlingen zijn vandaag erg verdrietig.

Slide 9 - Question ouverte

WWG of NWG?
De leerlingen blijven in hun huis deze week.

Slide 10 - Question ouverte