Beeldspraak en stijlfiguren

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Wat gaan we doen?

Starten                                                                                                        5 min.

Instructie beeldspraak                                                                      10 min.  Lezen verhaal blz. 9                                                                             10 min.

Maken opdracht 6 blz. 20                                                                 15 min.

Quiz

 

Wat gaan we doen?

Herhalen zinsontleding.

Maken opdracht 1, 2 blok 1 grammatica

Doelen

Je kan vijf soorten beeldspraak opnoemen.

Je kan deze vijf soorten herkennen in een tekst.

Je weet weer hoe je zinnen ontleed.

Vergelijking

Je vergelijkt iets met iets anders omdat er overeenkomst is. Het beeld wordt ingeleid door ‘als’ of een vorm van het werkwoord ‘lijken’.

Vergelijking met als

Hij is zo sloom als een slak.

Lachen als een boer die kiespijn heeft.

Hij ging er als een haas vandoor.

Vergelijking zonder als

Je kamer lijkt wel een kloostercel.

Zijn hoofd, een biet, sprak boekdelen.

Metafoor

Je geeft iets de naam van iets anders omdat er overeenkomst is

Metafoor

Hij zit aan de voet van de berg.

'Wat een wildernis is het hier.'

Ik heb vlinders in mijn buik.

Metafoor

Kijk de zon gaat onder, het meer staat in brand.

Wat zit jij mistig te kijken.

Let op!

Deze kamer lijkt wel een zwijnestal.

"Wat een zwijnestal is het hier."

Personificatie- 

Iets wordt voorgesteld als een levend mens.

De winter strooit zijn eerste vlokken uit.

De studie toont aan dat jongeren minder slapen dan vroeger.

De wind floot door de takken.

Roken heeft mijn hart gestolen.

Metonymia

 

Bij een metonymia geef je iets direct de naam van iets omdat er een ander verband dan overeenkomst is.

Metonymia

Gisteren dronk hij een glaasje te veel.

Er zijn in Rome drie Rembrandts gestolen.

Geef me de vijf, zei de vrouw.

Zelfstandig werken

Wat? Lees het verhaal op blz. 9 

 Maak opdracht 6 op blz. 20.

Hoe? In stilte.

Tijd? 25 min.

Klaar? Lees in de classroom de samenvatting over zinsontleding.  

Soms lacht de toekomst je toe.

1. Metonymia
2. Metafoor
3. Vergelijking met als
4. Personificatie

Dat schaap heeft zich laten beetnemen.

1. Personificatie
2. Metafoor
3. Vergelijking zonder als
4. Metonymia

Zij is een angstige haas.

1. Vergelijking zonder als
2. Metafoor
3. Personificatie
4. Metonymia

Ik tel even de neuzen of iedereen er is.

1. Metafoor
2. Metonymia
3. Vergelijking met als
4. Personificatie

Doelen behaald?

Huiswerk

2 tijdschriften meenemen.