Les 2 - Chapitre 1 - Grammaire D

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Révision passé composé

Wat is de passé composé?

1. De tegenwoordige tijd (ik dans)
2. De verleden tijd (ik danste)
3. De voltooide tegenwoordige tijd (ik heb gedanst)
4. De voltooide verleden tijd (ik had gedanst)

Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?

Sleep die twee elementen naar het juiste vakje

+ 

Persoonlijk voornaamwoord

Vorm van het hulpwerkwoord avoir/être

Heel werkwoord

Voltooid deelwoord

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje

Passé composé

Geen passé composé

Je fais

Il parle

Il a parlé

Nous avons regardé

J'ai fait

Nous regardons

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.

mon

soeur

a

écouté

un

gâteau

copain

préparé

douze

In de passé composé: wat is de uitgang van de ww op -er?

1. é
2. i
3. u
4. eigen vorm

Voor de passé composé heb je "avoir" nodig. Welk werkwoord hoort bij: nous

1. avez
2. avons

Wat is de juiste vorm van de passé composé?

1. J'ai parlé
2. Je parlais
3. Je parlerai
4. Je parlerais

Voor de passé composé heb je "avoir" nodig. Welk werkwoord hoort bij: tu

1. as
2. es

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord avoir?

1. eu
2. été
3. fait

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord être?

1. eu
2. été
3. fait

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord faire?

1. eu
2. été
3. fait

donner, elle (passé composé)

Nous (habiter, passé composé)

être, ils (passé composé)

parler, vous (passé composé)

faire, tu(passé composé)

avoir, vous (passé composé)

adorer, je (passé composé)