Voorbereiding op examen

Examentraining
vwo 6
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 30 diapositives, avec diapositives de texte et 7 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Examentraining
vwo 6

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Dagopening
  • De beste voorbereiding op je examen
  • 10 snelle examentips
  • Examensprint

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Dagopening

Maken jullie zelf wel eens (stiekem) gebruik van AI, bijvoorbeeld voor school

Wat zijn de voor- en nadelen?

Slide 5 - Diapositive

Op weg naar het examen
oefenen, oefenen, oefenen

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Slide 8 - Vidéo

Algemene tips examen Nederlands
-Lees eerst de vragen die bij de tekst horen.
-Pak een pen en schrijf, streep en teken -> inzicht in de tekst + concentratie
-Neem een eendelig woordenboek mee -> moeilijke woorden opzoeken
-Zorg dat je kennis hebt van signaalwoorden -> helpen je om verbanden snel te zien 
-Vragen over hoofdgedachte -> inleiding + slot nogmaals lezen
-Zorg dat je kennis rondom argumenteren op peil is

Slide 9 - Diapositive

Soorten vragen op basis van vorm

Slide 10 - Diapositive

Soorten vragen op basis van vorm
Citeervragen:
Houd je aan de opdracht en citeer nauwkeurig: neem heel precies over wat er in de tekst staat. Als je meer of minder citeert is het al gauw fout. Wordt er gevraagd naar een hele zin? Zorg er dan voor dat je één hele zin citeert, beginnend met een hoofdletter en eindigend met een punt, uitroepteken of vraagteken. Vermeld bij je citaat ook altijd de regelnummers. 

Wordt er gevraagd naar een zinsgedeelte, woord of woordgroep, citeer dan ook alleen datgene wat gevraagd wordt. Citeer je te veel of te weinig, dan levert dat 0 punten op!

Een voorbeeld van een zinsgedeelte:  "Er wordt hard aan gewerkt", zei de burgemeester.


Slide 11 - Diapositive

Soorten vragen op basis van vorm
Parafraseren:
Let op: parafraseren       citeren
Bij parafraseren geef je de kern van een tekstgedeelte in je eigen woorden weer. Blijf hierbij zo dicht mogelijk bij de tekst, zodat je interpretatieverschillen vermijdt.

Meerkeuzevragen:
De verschillende antwoordmogelijkheden kunnen je aan het twijfelen brengen. Lees daarom eerst de vraag en formuleer je eigen antwoord. Bekijk daarna de antwoordmogelijkheden: streep de antwoorden weg die sowieso fout zijn en richt je op de overgebleven antwoorden. Kies het meest volledige antwoord.

Slide 12 - Diapositive

Soorten vragen op basis van vorm
Schematische vragen (bijv. argumentatieschema)
Soms moet je op het examen een schema invullen. Vaak zijn er al begrippen voorgedrukt. Het is belangrijk dat je weet wat deze begrippen betekenen, anders kun je niet bepalen wat je in moet vullen. Zorg er dus voor dat deze kennis op orde is.

Open vragen (kort)
Elke vraag die geen meerkeuzevraag is, wordt op het eindexamen als open vraag gezien. Maar niet elke open vraag hoeft even uitgebreid beantwoord te worden. Als er wordt gevraagd om iets te benoemen, dan krijg je altijd een keuzelijstje met antwoordmogelijkheden erbij.

Slide 13 - Diapositive

Soorten vragen op basis van vorm
Open vragen (lang)
Open vragen waarbij je in een of meerdere zinnen moet antwoorden, vereisen dat je de vraag nauwkeurig leest: wat wordt er precies gevraagd? Zoek woorden op die je niet kent. Lees daarna gedetailleerd het stuk tekst waarover de vraag gaat en onderstreep het gedeelte waarin het antwoord staat. Formuleer je antwoord, blijf hierbij dicht bij de tekst. 

Schrijf je antwoord in volledige zinnen. Een antwoord in telegramstijl wordt vaak volledig fout gerekend en levert dus 0 punten op!

Slide 14 - Diapositive

Soorten vragen op basis van inhoud

Slide 15 - Diapositive

Soorten vragen op basis van inhoud
Tekststructuur
De structuur van een tekst helpt je om deze beter te begrijpen. Het is dus handig dat je deze structuur doorziet. Zorg ervoor dat je kennis van tekststructuren hebt (inleiding-kern-slot). Je kunt vragen verwachten als 'Bij welke alinea begint het slot?'

Functies van tekstgedeelten
Een tekstgedeelte heeft een bepaalde functie binnen de tekst als geheel. Begrijpen wat de verschillende functies van tekstgedeelten zijn, geeft je inzage in de bedoeling van de auteur. Zorg ervoor dat je de tekstverbanden kent en dat je oog hebt voor signaalwoorden. Je kunt vragen verwachten als 'Wat is de belangrijkste functie van alinea 9 ten opzichte van alinea 8?'

Slide 16 - Diapositive

Soorten vragen op basis van inhoud
Betekenis van een tekst(gedeelte)
Begrijpen wat (een deel van) de tekst betekent, is leesvaardigheid bij uitstek. Vaak moet je bij dit soort vragen uitleggen wat er met een bewering in de tekst wordt bedoeld. In het eindexamen komt het daarnaast veelvuldig voor dat er twee teksten met elkaar vergeleken moeten worden. Je kunt vragen verwachten als 'In tekst 1 en tekst 2 komen twee cultuurfilosofen aan het woord over de plaats die het eindexamen inneemt in onze samenleving. Wat is de overeenkomst in opvatting over de status van het eindexamen? '

Slide 17 - Diapositive

Soorten vragen op basis van inhoud
Argumentatie
Naast leesvaardigheid worden ook je argumentatieve vaardigheden in het examen getoetst. Vragen met betrekking tot argumentatie zijn erg divers: het herkennen van standpunt er argumenten, het benoemen van argumentatieschema's, het invullen van een argumentatiestructuur en het herkennen van drogredenen en het beoordelen van de aanvaardbaarheid van een argumentatie horen daarbij. Zorg ervoor je kennis over argumenteren op orde is.

Slide 18 - Diapositive

Examensprint
Waar sta je nu?
Kies een van de oefensets

Slide 19 - Diapositive

Examentraining
Vorige les: algemene tips + soorten vragen
Vandaag: beste tactiek + nieuwe examenvragen

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Slide 22 - Vidéo

Oefenset 1
Maak de oefenset (dinsdag af!)
Klaar? -> onderdeel naar keuze in Examensprint

Slide 23 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Dagopening
  • Nakijken oefenset 1
  • Taalaftrek in het examen Nederlands
  • Onderdeel naar keuze in Examensprint

Slide 24 - Diapositive

Dagopening
Stilhouden of eruit flappen?

Slide 25 - Diapositive

Oefenset 1
Pak je uitwerking van de vragen en kijk deze na a.d.h.v het volgende filmpje.

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Taalaftrek examen Nederlands

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo

Examensprint
Oefen met een onderdeel naar keuze.

Slide 30 - Diapositive