Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
Éléments de cette leçon
Oefentoets M1
Hoofdstuk 4: Steden en Staten
Slide 1 - Diapositive
Bestudeer de bron. In de tijd van steden en staten ontstond in Nederland een landbouwstedelijke samenleving. Gaat de bron over een oorzaak of over een gevolg van die ontwikkeling?
A
Een oorzaak
B
Een gevolg
Slide 2 - Quiz
Wat zijn verbeteringen in de landbouw in de late middeleeuwen?
A
Kunstmest, trekkers en houten ploeg
B
ontginnen en ijzeren ploeg
C
Kunstmest, ijzeren ploeg en drieslagstelsel
D
Trekkers, drieslagstelsel en ijzeren ploeg
Slide 3 - Quiz
Eerst
...toen
...toen
...toen
...toen
Toename bevolking
Ontginnen van landbouwgrond
IJzeren ploeg.
overschotten worden verhandeld
Ontstaan van gilden
Slide 4 - Question de remorquage
De uitvinding van de ijzeren ploeg is een ..... van landbouwoverschotten.
A
oorzaak
B
gevolg
Slide 5 - Quiz
Waarom ontginning?
Waarom nieuwe werktuigen?
Zo kwam er meer landbouwgrond beschikbaar, en dus meer voedsel.
Door de ijzeren ploeg ging het werk sneller, daardoor kon een groter gebied bewerkt worden.
Slide 6 - Question de remorquage
Welke landbouw verbeteringen zie je op de afbeelding?
A
Ontginnen
B
De ijzeren ploeg
C
de trekker
D
Antwoord A en B zijn goed.
Slide 7 - Quiz
Lees de vier zinnen over gilden in het tijdvak Steden & Staten. Welke uitspraak is juist en welke onjuist?
A Alle mensen in een gilde hadden hetzelfde beroep. B Ambachtslieden werkten samen in gilden. C Lidmaatschap van een gilde was niet verplicht. D Gildeleden hielpen elkaar niet bij ongelukken.
A
A= juist, B= juist,
C= onjuist, D= onjuist
B
A= onjuist, B= juist,
C= onjuist, D= onjuist
C
A= juist, B= onjuist,
C= onjuist, D= onjuist
D
A= juist, B= juist,
C= juist, D= onjuist
Slide 8 - Quiz
Steden ontstonden op de plek waar ................ waren. Welk woordje moet op de stippellijn staan?
A
Akkers
B
Ambachtslieden
C
Markten
D
Boeren
Slide 9 - Quiz
Lees eerst de onderstaande 5 feiten (A t/m E) door.
1. Handelaren en ambachtslieden gingen in steden wonen. 2. De landbouw bracht meer op. 3. De bevolking groeide. 4. Boeren verbeterden hun landbouwtechnieken. 5. Boeren breidden de landbouwgrond uit.
Welke uitspraak is juist?
A
Feit 1 is gevolg van feit 4.
B
Feit 1 is oorzaak van feit 3.
C
Feit 2 is oorzaak van feit 4.
D
Feit 5 is gevolg van feit 2.
Slide 10 - Quiz
Bekijk het plaatje. Het tijdvak 'Steden & Staten' gaat over de opkomst van de handel en het ontstaan van steden. Het verhaal van Jacob de Rijke past hier goed bij, want:
A
Hij gebruikte zijn geld om een groot bankbedrijf op te zetten.
B
Hij kwam uit de Duitse stad Augsburg.
C
Hij was een van de rijkste mensen uit de geschiedenis.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.
Slide 11 - Quiz
Hoe kon een middeleeuwse handelsnederzetting een echte stad worden?
A
Door de koning te vragen om een burgemeester te benoemen
B
Door stadsmuren te bouwen en zich onafhankelijk te verklaren
C
Door stadsrechten te kopen van de leenheer.
D
Door zich aan te sluiten bij een stedenbond, zoals de Hanze
Slide 12 - Quiz
Lees onderstaande drie zinnen. Kies steeds het juiste woord:
1. Burgers kochten stadsrechten van een heer / rechter. 2. Hierdoor regelden ze meer / minder voor hun bestuur en rechtspraak.
A
1. heer, 2. meer
B
1. rechter, 2. meer
C
1. heer, 2. minder,
D
1. rechter, 2. meer
Slide 13 - Quiz
Bestudeer de foto en de vier stadsrechten. Met welk stadsrecht heeft deze foto te maken?
A
Stadsmuren bouwen.
B
Verharde wegen aanleggen.
C
Volgens eigen stadswetten rechtspreken.
D
Zelf de stad besturen.
Slide 14 - Quiz
Waar
Niet waar
Schepenen gaven stadsrechten weg aan steden.
Niemand controleerde het werk van de burgemeester.
Rijke stadsbewoners vormden de burgerij.
Stadsbewoners regelden hun eigen bestuur en rechtspraak.
Slide 15 - Question de remorquage
Op het plaatje hiernaast wordt Floris V in 1296 gevangen genomen.
Welke zin over Floris V is juist?
A
Floris V benoemde de burgemeesters in het gewest Holland.
B
Floris V werd steeds machtiger, terwijl andere edelen hun macht verloren.
C
Floris V werd vermoord door boze boeren en stadsbewoners.
D
Floris V had van Overijssel een belangrijk gewest gemaakt.
Slide 16 - Quiz
Waarom had je kerk zoveel macht in de late middeleeuwen?
A
De kerk was de baas, omdat ze met God konden praten.
B
De kerk wist altijd alles.
C
De geestelijkheid kon lezen en schrijven en vertelden verhalen over hoe mensen konden leven.
Slide 17 - Quiz
Welke drie verschillende groepen hielden zich niet aan de norm van de kerk?
A
Geestelijken, edelen en boeren.
B
Ketters, joden en heksen.
Slide 18 - Quiz
Waarom deden mensen mee aan een kruistocht?
A
Je zonden werden vergeven/ je kon gelijk naar de hemel.