S.O. H.5 Par. 5.1, 5, 2 en 5,5 : Steden en staten!

Proefwerk Geschiedenis H.4: Paragraaf 1 tot en met 4!

Toetsnorm: Groot weging 2X!
Niveau: 1 mavo en mavo/ havo
Boek: Geschiedeniswerkplaats
Onderwerp: Tijdvak 4: Steden en Staten.
Punten: 50
Vragen: 27
Cijfer: de mavo en havo klassen krijgen een verschillende norm!

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Proefwerk Geschiedenis H.4: Paragraaf 1 tot en met 4!

Toetsnorm: Groot weging 2X!
Niveau: 1 mavo en mavo/ havo
Boek: Geschiedeniswerkplaats
Onderwerp: Tijdvak 4: Steden en Staten.
Punten: 50
Vragen: 27
Cijfer: de mavo en havo klassen krijgen een verschillende norm!

Slide 1 - Diapositive

    Geschiedenis onderbouw       

Belangrijke aspecten in deze cursus en doel van de toets:

  • De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-stedelijke samenleving!

  • De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van de steden!

  • De opkomst van de kruistochten!

 

Slide 2 - Diapositive

Veel succes!



Neem je tijd en doe je best!

Slide 3 - Diapositive

Paragraaf 5.1: Boeren en stedelingen!

Slide 4 - Diapositive

Bestudeer de bron. In de tijd van steden en staten ontstond in Nederland een landbouwstedelijke samenleving. Gaat de bron over een oorzaak of over een gevolg van die ontwikkeling?
A
Een oorzaak
B
Een gevolg

Slide 5 - Quiz

In de tijd van steden en staten (1000-1500) lukte het de boeren om steeds meer voedsel op het land te verbouwen. Noem 2 nieuwe technieken die werden gebruikt!

Slide 6 - Question ouverte

Niet goed voor de oogst
Goed voor de oogst
Sleep naar de goede plek
IJzeren ploeg. Met deze ploeg komen aardappels dieper in de grond, dus kunnen ze beter groeien. 
Braak liggende grond. Deze grond laat je een jaar rusten. 
Mest. Door mest op het land te strooien groeit het gewas beter. 
Heel veel verbouwen op hetzelfde land. 
Door veel te zaaien heb je veel planten. 

Slide 7 - Question de remorquage

Lees de vier zinnen over gilden in het tijdvak Steden & Staten. Welke uitspraak

is juist en welke onjuist?

A Alle mensen in een gilde hadden hetzelfde beroep.
B Ambachtslieden werkten samen in gilden.
C Lidmaatschap van een gilde was niet verplicht.
D Gildeleden hielpen elkaar niet bij ongelukken.

A
A= juist, B= juist, C= onjuist, D= onjuist
B
A= onjuist, B= juist, C= onjuist, D= onjuist
C
A= juist, B= onjuist, C= onjuist, D= onjuist
D
A= juist, B= juist, C= juist, D= onjuist

Slide 8 - Quiz

Vul in. Tussen het jaar 1000 en 1347 groeide de Europese bevolking enorm, van zo’n 42 miljoen mensen naar zo’n 73 miljoen. Dit kwam door de verbeteringen in de landbouw en de toename van de landbouwgrond. Dit zorgde er bovendien voor dat niet iedereen meer op het land hoefde te werken. Een deel van de mensen ging aan de slag als handelaar of..................................., bijvoorbeeld als timmerman, edelsmid of broodbakker
A
Ambachtsman
B
Boer
C
Smid
D
Handelaar

Slide 9 - Quiz

Lees onderstaande vier feiten:
A. De bevolking groeide;
B. Landbouwgronden werden uitgebreid;
C. Landbouwmethodes werden verbeterd;
D. Meer landbouwproducten werden verkocht.

Feit D is een oorzaak van....
A
A.
B
B.
C
C.
D
D.

Slide 10 - Quiz

Steden ontstonden op de plek waar ................ waren. Welk woordje moet op de stippellijn staan?
A
Akkers
B
Ambachtslieden
C
Markten
D
Boeren

Slide 11 - Quiz

Lees de zinnen a t/m d.
Was er een landbouwsamenleving (LB) of een landbouwstedelijke (LBS) samenleving?

a In de prehistorie ontstond de ...
b In de oudheid was in de Griekse wereld en het Romeinse rijk een ...
c In de tijd van monniken en ridders was in een groot deel van West-Europa een ...
d In de tijd van steden en staten was er een ...

A
a= LB, b= LBS, c= LB, d= LBS
B
a= LBS, b= LBS, c= LB, d= LBS
C
a= LB, b= LB, c= LB, d= LBS
D
a= LB, b= LBS, c= LB, d= LB

Slide 12 - Quiz

Lees eerst de onderstaande 5 feiten (A t/m E) door.

A Handelaren en ambachtslieden gingen in steden wonen.
B De landbouw bracht meer op.
C De bevolking groeide.
D Boeren verbeterden hun landbouwtechnieken.


Welke uitspraak is juist?
A
Feit A is gevolg van feit D.
B
Feit A is oorzaak van feit C.
C
Feit B is oorzaak van feit D.
D
Feit C is oorzaak van feit B.

Slide 13 - Quiz

Welke zin over een gilde is juist?
A
Alle mensen in een gilde hadden hetzelfde beroep.
B
Lidmaatschap van een gilde was niet verplicht.
C
Niet alle ambachten hadden een eigen gilde.
D
Geen van de zinnen is juist.

Slide 14 - Quiz

Bekijk het plaatje.
Het tijdvak 'Steden & Staten' gaat over de opkomst van de handel en het ontstaan van steden.
Het verhaal van Jacob de Rijke past hier goed bij, want:
A
Hij gebruikte zijn geld om een groot bankbedrijf op te zetten.
B
Hij kwam uit de Duitse stad Augsburg.
C
Hij was een van de rijkste mensen uit de geschiedenis.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 15 - Quiz

Leg uit hoe het drieslagstelsel werkte.

Slide 16 - Question ouverte

Paragraaf 5.2: Steden regelen het zelf!

Slide 17 - Diapositive

Hoe kon een middeleeuwse handelsnederzetting een echte stad worden?
A
Door de koning te vragen om een burgemeester te benoemen
B
Door stadsmuren te bouwen en zich onafhankelijk te verklaren
C
Door stadsrechten te kopen van de heer van het gebied
D
Door zich aan te sluiten bij een stedenbond, zoals de Hanze

Slide 18 - Quiz

Lees onderstaande drie zinnen. Kies steeds het juiste woord:

1. Burgers kochten stadsrechten van een heer / rechter.
2. Hierdoor regelden ze meer / minder voor hun bestuur en rechtspraak.

A
1. heer, 2. meer
B
1. rechter, 2. meer
C
1. heer, 2. minder,
D
1. rechter, 2. meer

Slide 19 - Quiz

Bestudeer de foto en de vier stadsrechten.
Met welk stadsrecht heeft deze foto te maken?

A
Stadsmuren bouwen.
B
Verharde wegen aanleggen.
C
Volgens eigen stadswetten rechtspreken.
D
Zelf de stad besturen.

Slide 20 - Quiz

Welke zinnen over het tijdvak 'steden & staten' zijn juist?

1 De burgemeester bestuurde de stad in zijn eentje.
2 De stad werd bestuurd vanuit het raadhuis.
3 De vroedschap controleerde de burgemeesters.
4 Het ambt van burgemeester was erfelijk.


A
1 en 2
B
2 en 3
C
3 en 4
D
Alleen 4

Slide 21 - Quiz

Welke drie dingen deden banken?

Slide 22 - Question ouverte

Leg uit wat de Hanze was.

Slide 23 - Question ouverte

Waar
Niet waar
Schepenen gaven stadsrechten weg aan steden.
Niemand controleerde het werk van de burgemeester.
Rijke stadsbewoners vormden de burgerij. 
Stadsbewoners regelden hun eigen bestuur en rechtspraak.

Slide 24 - Question de remorquage

Wat betekent de zin: 'Stadslucht maakt vrij!'?
A
De stad kon zich vrijkopen.
B
Je was niet meer afhankelijk van de plichten op het domein.
C
De stadslucht was van betere kwaliteit dan op het platteland
D
De heer kon in zijn steden vrij rondlopen.

Slide 25 - Quiz

Leg uit wat de vroedschap was.

Slide 26 - Question ouverte

Paragraaf 5.5: De kruistochten!

Slide 27 - Diapositive

Lees de vijf feiten (A-E). Wat is de juiste juiste tijdsvolgorde.

A
E, A, D, B, C
B
D, A , E , B, C
C
C, A, D, B, E
D
E, D, A, B, C

Slide 28 - Quiz

Welke twee gevolgen van voordelen hadden de kruistochten voor Europa?

Slide 29 - Question ouverte

Over welk feit gaat de afbeelding?
A
De paus roept christenen op tot een kruistocht om Jeruzalem te heroveren.
B
De kruisvaarders worden door de Arabieren verdreven uit Jeruzalem.
C
De kruisvaarders veroveren Jeruzalem op de moslims.
D
Turkse moslims veroveren grote delen van het Oost-Romeinse rijk.

Slide 30 - Quiz

Noem twee dingen die de kruisvaarders bereikten in het Heilige Land.

Slide 31 - Question ouverte

Lees de vier zinnen (A-D). Welke twee zinnen zijn juist!
A
A en B
B
A en D
C
B en C
D
C en D

Slide 32 - Quiz

Stel, je doet onderzoek naar het geloof van mensen in de middeleeuwen. Hoe betrouwbaar is deze bron dan?
A
De bron is niet betrouwbaar, want het is een verzonnen verhaal.
B
De bron is betrouwbaar, want de kruistochten hebben echt plaatsgevonden.
C
De bron is betrouwbaar, want het is echt gebeurd.
D
De bron is onbetrouwbaar, want de kruistochten hebben niet echt plaatsgevonden.

Slide 33 - Quiz

Dit is..

het einde van het S.O. 
Kijk alles nog even na en lever dan in!

Slide 34 - Diapositive

Kijk en luister
Nu aandachtig naar het verhaal over 
De Kruistochten!


Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Lien