Present simple + present continuous

Grammar
Present simple en present continuous
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Grammar
Present simple en present continuous

Slide 1 - Diapositive

Present simple
Every morning I eat breakfast with my family. I never drink juice, I prefer to drink tea. 
I always drive to work by car. Sometimes there is a traffic jam, but usually I can drive without hindrance. 

Slide 2 - Diapositive

Present simple
Every morning I eat breakfast with my family. I never drink juice, I prefer to drink tea. 
I always drive to work by car. Sometimes there is a traffic jam, but usually I can drive without hindrance. 

Slide 3 - Diapositive

Present simple
Every morning I eat breakfast with my family. I never drink juice, I prefer to drink tea. 
I always drive to work by car. Sometimes there is a traffic jam, but usually I can drive without hindrance. 

Slide 4 - Diapositive

Present simple (form)



Let op:
  • Bij he/she/it komt er een -s achter het werkwoord.
  • Bij werkwoorden die eindigen op een -s of een sisklank komt er bij he/she/it -es achter het werkwoord.
  • She kisses / he dances / he pushes

Slide 5 - Diapositive

Present simple (form)
Bij de werkwoorden do en go komt er bij he/she/it -es achter het werkwoord.

Slide 6 - Diapositive

Present simple (form)
- To be, to have en to do hebben een eigen vorm:

To be

To have

To do

Slide 7 - Diapositive

Present simple
Je gebruikt de tegenwoordige tijd als iets regelmatig, altijd of juist nooit zo is.
Je gebruikt dan woorden als: every day, always, never etc.

  • We eat bread every day.
  • I always go to work at eight o’clock.
  • He never reads newspapers.

Slide 8 - Diapositive


Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Bij gewoonte, feit en regelmaat.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.

Slide 9 - Quiz

Welke zin is present simple?
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 10 - Quiz

Vul de present simple in van het werkwoord 'to talk':
"I always ... to my cat."

Slide 11 - Question ouverte

Vul de present simple in van het werkwoord 'to like':
"She ... apples."

Slide 12 - Question ouverte

Vul de present simple in van het werkwoord 'to work':
"Bob never ... on Sunday."

Slide 13 - Question ouverte

Vul de present simple in van het werkwoord 'to go':
"They frequently ... for walks."

Slide 14 - Question ouverte

Present simple
Wanneer je een vraagzin maakt of een negatieve zin ervan maakt, gebruik je het hulpwerkwoord 'do' of 'does'. 

Vraagzin:
Je zet dan het hulpwerkwoord aan 
het begin van de zin (deze
vervoeg je wél), en het 
hoofdwerkwoord blijft de 'stam'. 

Slide 15 - Diapositive

Present simple
Wanneer je een vraagzin maakt of een negatieve zin ervan maakt, gebruik je het hulpwerkwoord 'do' of 'does'. 

Negatieve zin (ontkennende zin):
Je zet dan het hulpwerkwoord 
(deze vervoeg je wél) tussen het
onderwerp en het hoofdwerkwoord 
(blijft de 'stam'). 

Slide 16 - Diapositive

Vul de present simple in van het werkwoord 'to work' (schrijf de hele zin op):
"... you ... at the supermarket?"

Slide 17 - Question ouverte

Vul de present simple in van het werkwoord 'to like' (schrijf de hele zin op):
"She (not like) ... apples."

Slide 18 - Question ouverte

Present continuous(form)






  • Korte vormen: I’m eating, you’re eating, he’s eating, she’s eating, it’s eating, we’re eating, you’re eating, they’re eating.

Slide 19 - Diapositive

Present simple
Je gebruikt de present continuous als je wilt zeggen wat er aan de gang is of waar iemand nu mee bezig is.
  • I am eating right now. 
  • Could you be quiet? I'm reading!

Vraagzinnen worden gemaatk door am/is/are en het onderwerp om te draaien.
You are watching TV wordt dan:
  • Are you watching TV? 
Negatieve zinnen of ontkennende zinnen worden gemaakt met 'not'.
  • You are not watching TV. 

Slide 20 - Diapositive

Vul de present continuous in van het werkwoord
'to talk' (niet de hele zin):
"I ... on the phone right now."

Slide 21 - Question ouverte

Vul de present continuous in van het werkwoord
'to do' (niet de hele zin):
"She ... the dishes."

Slide 22 - Question ouverte

Studiemeter > Engels Compact
Ga naar Studiemeter

Maak 




                                                                            
                                                                   < moet eind van de les af zijn. 

Slide 23 - Diapositive