Zet het metriekstelsel in de goede volgorde cl hl kl ml dal l dl
Slide 9 - Question ouverte
Dhr. Pau krijgt Digoxine tabletten van 0.125 mg. No30 S/ 1 maal daags 62.5 ug. Hoeveel tabletten moet hij per keer innemen?
A
1 tablet
B
2 tabletten
C
0,5 tablet
D
1.5 tablet
Slide 10 - Quiz
Hoeveel mcg is 0,15 mg ?
A
150 mcg
B
1,5 mcg
C
0,015 mcg
D
0,00015 mcg
Slide 11 - Quiz
Hoeveel kg is 14 dag ?
A
1400 kg
B
0,14 kg
C
14000 dag
D
0,014 dag
Slide 12 - Quiz
Dhr. Pin moet 3 gram paracetamol per dag gebruiken. Eén tablet is 1000 mg. Hoeveel tabletten heeft hij per dag nodig?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 13 - Quiz
Hoeveel ml is 0,6 L ?
A
600 ml
B
6 ml
C
0,0006 ml
D
0,6 ml
Slide 14 - Quiz
Mw. Hu gebruikt Lactulose drank. Ze heeft een fles van 0.3 l. Ze moet 3 maal daags 15 ml gebruiken. Heeft mevrouw genoeg voor 1 week?
A
Nee, 15 ml tekort
B
Ja, 45 ml over
C
Nee, 45 ml tekort
D
Ja, 15 ml over
Slide 15 - Quiz
Mw. Ge. is haar doosje geneesmiddel op haar vakantieadres vergeten. Ze moet pas over 2 weken weer op controle komen. Hoeveel tabletten moet je uitschrijven zodat ze genoeg heeft tot de volgende controle?
Ze gebruikt 2 x per dag 1 tablet
A
14 tabletten
B
4 tabletten
C
56 tabletten
D
28 tabletten
Slide 16 - Quiz
Jip krijgt het volgende recept: R/ Prednisolon 5 mg No 60 tabletten S/ 2 dd 10 mg. Hoeveel tabletten moet Jip per dag innemen?