Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Herhalingsles
Burgers en stoommachines
Slide 1 - Diapositive
In welk land kwam de industriële revolutie als eerste op gang?
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Nederland
D
Engeland
Slide 2 - Quiz
Noem twee voordelen van industriële productie van spullen tegenover de productie van spullen door huisnijverheid.
Slide 3 - Question ouverte
De woningen van fabrieksarbeiders waren niet goed. Noem één oorzaak voor deze slechte arbeiderswijken.
Slide 4 - Question ouverte
In het begin van de industriële revolutie gingen kinderen niet naar school. Waarom niet?
Slide 5 - Question ouverte
Leg uit. Wat is de sociale kwestie?
Slide 6 - Question ouverte
Er waren fabriekseigenaren die goed waren voor hun personeel en instemden met sociale wetten. Bedenk één reden waarom fabriekseigenaren op zouden komen voor betere omstandigheden voor arbeiders.
Slide 7 - Question ouverte
In 1874 werd de eerste sociale wet ingevoerd. Welke was dit?
A
Leerplichtwet
B
Kinderwetje van Van Houten
C
Minimumloon
D
Zorgwet
Slide 8 - Quiz
2.4.1 Politieke stromingen
-Je kunt beschrijven wat een volksvertegenwoordiging is en hoe dit in Nederland is ontstaan.
-Je kunt de verschillende politieke stromingen noemen en van elkaar onderscheiden.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Napoleon verslagen
-18 maart 1814 in Waterloo
De vorsten in Europa wilden de oude orde van voor de Franse revolutie herstellen.
Slide 11 - Diapositive
Waarom was de oude orde herstellen lastig voor die vorsten?
Slide 12 - Question ouverte
Nederlandse koning
De zoon van stadhouder Willem V werd koning.
Koning Willem I
Na nederlaag Napoleon in Leipzig werd hij ingehuldigd als vorst van de Nederlanden.
Slide 13 - Diapositive
Nederland regeren: Heden
-Tweede kamer: De leden van het parlement namens hun politieke partijen. Met 150 vertegenwoordigen volk van Nederland Nemen samen met kabinet besluiten voor en over het volk.
-Eerste kamer: Doen ongeveer hetzelfde, controlerende functie. 75 volksvertegenwoordigers die op een andere manier (indirect) worden gekozen. Elite van Nederland.
Slide 14 - Diapositive
Nederland regeren: verleden
Officieel samen regeren met ministers (Eerste en Tweede kamer).
Maar trok zich hier weinig van aan, maakte bijna alle beslissingen zelf.
Tot 1848
Slide 15 - Diapositive
Opstanden in Europa
-Absolute vorsten waren niet meer gewenst.
-Willen alles zelf gaan beslissen.
-Koppen van vorsten gingen rollen.
Slide 16 - Diapositive
Hoe kan Willem II voorkomen dat er een opstand in Nederland komt?
Slide 17 - Question ouverte
Koning Willem II
Ook hij was bang voor opstand in Nederland.
Oplossing: grondwet!
Slide 18 - Diapositive
Grondwet 1848
Hij ondertekende de grondwet van Nederland in 1848.
ondanks grondwet wel koning
--> Nederland werd een constitutionele parlementaire monarchie.
= Een land dus mèt een koning, een volksvertegenwoordiging èn een grondwet waaraan de koning zich moet houden.
Slide 19 - Diapositive
Willem III
Opvolger Willem II
-Wilde niets weten van de grondwet
-Volksvertegenwoordiging en kabinet waren het hier niet mee eens.
Stuurde ze gewoon naar huis!
Slide 20 - Diapositive
Staatsinrichting Nederland
Slide 21 - Diapositive
Politieke stromingen
Niet iedereen in heel Nederland is het met elkaar eens.
Er gaan groepen ontstaan die dezelfde mening delen.
Politieke Stromingen
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
De volksvertegen-woordiging
Eerste en Tweede kamer.
Hierin zaten vooral de rijkere mannen van Nederland.
Het volk stemt op de politieke partijen.
Slide 24 - Diapositive
Er is niet echt sprake van een volksvertegenwoordiging. Waarom is dat? (Denk aan de afbeelding op de vorige dia.)
Slide 25 - Question ouverte
Wie mochten er wel stemmen?
"Alleen mannen, ouder dan 23 jaar, die vermogend zijn, mogen stemmen. Dat vermogen wordt gemeten via de belasting die je betaalt. Hoeveel belasting je precies moet betalen om stemrecht te hebben, verschilt per gemeente."