Les 1

Nederlands
Periode 2 Les 1
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Periode 2 Les 1

Slide 1 - Diapositive

Programma
  • Lezen
  • Terugblik periode 1 
  • Overzicht leerjaar 2 per periode
  • Leerinhoud periode 2 
  • Starttaal online 3F
  • Theorie over een betoog

Slide 2 - Diapositive

Lezen
timer
15:00

Slide 3 - Diapositive

Terugblik periode 2.1
  • voldaan/niet voldaan
  • herkansing inleveren in de week van 9 december

Slide 4 - Diapositive

Overzicht leerjaar 2 
Periode 1: zakelijke brief, sollicitatiebrief 
Periode 2: betoog, boekrecensie
Periode 3: lezen in relatie met BPV en een boekvlog
Periode 4: taalspelletjes ontwerpen

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Eindopdracht 2.2

Slide 7 - Diapositive

Taalverzorging 3F
  • Instructie: uitleg periode 2.1 
  • Instructiebehoefte?
  • Zelfstandig werken taalverzorging 
timer
15:00

Slide 8 - Diapositive

Wat is een betoog?

Slide 9 - Carte mentale

Wat is een betoog?
  • Een betoog is een tekst waarin je duidelijk jouw mening geeft. Je schrijfdoel is om de lezer te overtuigen van die mening

  • Om dit te doen, geef je argumenten die jouw mening ondersteunen

  • Deze argumenten kunnen weer worden ondersteund door voorbeelden.

Slide 10 - Diapositive

De opbouw van een betoog
  • Inleiding
  • Start met een pakkende zin.
  • Introduceer het onderwerp en je stelling.

  • Kern
  • Geef 3 sterke argumenten en werk ze uit met voorbeelden.
  • Bespreek en weerleg 1-2 tegenargumenten.

  • Conclusie
  • Vat de belangrijkste punten samen.
  • Herhaal je stelling en eindig met een krachtige afsluiter.












Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Voorbeeld van een betoog: 
Waarom onderwijsassistenten meer verantwoordelijkheid zouden moeten krijgen.
Inleiding: Onderwijsassistenten spelen een essentiële rol in het basisonderwijs, maar hun potentieel wordt niet altijd volledig benut. Mijn stelling is dat onderwijsassistenten meer verantwoordelijkheid zouden moeten krijgen om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren.  
Kern:
Argument 1: Meer verantwoordelijkheid voor onderwijsassistenten verlicht de werkdruk van leerkrachten, waardoor zij zich kunnen richten op lesvoorbereiding en specifieke leerlingbegeleiding.
Argument 2: Onderwijsassistenten die meer taken uitvoeren, ontwikkelen hun vaardigheden sneller en kunnen beter inspelen op de behoeften van de klas.
Argument 3: Veel onderwijsassistenten hebben al de kennis en vaardigheden om meer taken op zich te nemen, maar krijgen niet altijd de kans om dit te doen.
Tegenargument: Sommigen zeggen dat onderwijsassistenten minder taken moeten hebben om fouten te voorkomen. Weerlegging: Met de juiste begeleiding en training kan dit risico worden geminimaliseerd.
Slot: Meer verantwoordelijkheid voor onderwijsassistenten verhoogt hun betrokkenheid en leidt tot een betere samenwerking met leerkrachten, wat uiteindelijk de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt. 




Slide 13 - Diapositive

Standpunt, stelling, argument?
Kort samengevat:

Standpunt is wat je vindt.
Stelling is het standpunt in een krachtige, verdedigbare zin.
Argument ondersteunt je stelling met bewijs of reden. 


Slide 14 - Diapositive

Wat is een argument?
Een argument is een reden of bewijs waarmee je een mening, standpunt of stelling ondersteunt. Het doel van een argument is om je betoog sterker te maken en de lezer of luisteraar te overtuigen dat jouw mening klopt.

Stelling: “Scholen moeten meer aandacht besteden aan het ontwikkelen van sociale vaardigheden bij studenten.”

Argument: “Door meer focus te leggen op sociale vaardigheden, zoals samenwerken en effectief communiceren, worden studenten beter voorbereid op de arbeidsmarkt en ontwikkelen ze vaardigheden die essentieel zijn voor succes in zowel hun professionele als persoonlijke leven.”

Dit argument benadrukt het belang van sociale vaardigheden als voorbereiding op de toekomst en legt uit waarom dit een waardevolle investering is in het onderwijs.

Slide 15 - Diapositive

Soorten argumenten
  • Objectieve argumenten:
  • Bevatten feiten, gegevens of wetenschappelijke bewijzen. 
  • Controleerbaar en kunnen bewezen of weerlegd worden.

  • Voorbeeld: "Uit onderzoek blijkt dat leerlingen die dagelijks lezen, beter presteren op school."
  • -> Dit is objectief omdat het gebaseerd is op feiten en onderzoek, en het kan door iedereen gecontroleerd worden.

  • Subjectieve argumenten:
  • Gebaseerd op meningen, gevoelens of persoonlijke ervaringen. 
  • Niet altijd te bewijzen en kunnen voor iedereen anders zijn.

  • Voorbeeld: "Ik vind dat kinderen meer buitenspelen moeten, omdat het goed is voor hun energie en plezier."
  • Dit is subjectief omdat het gebaseerd is op de persoonlijke mening van degene die het zegt en niet op objectieve feiten.


Slide 16 - Diapositive

Tegenargument en weerlegging
  • Argument dat het tegenovergestelde van jouw standpunt ondersteunt. 
  • Gebruikt om een andere mening te presenteren. 
  • In je betoog kun je tegenargumenten noemen en daarna weerleggen om je eigen standpunt te versterken.

  • Voorbeeld:
  • Stelling: "Scholen moeten meer digitale hulpmiddelen gebruiken."

  • Tegenargument: "Niet iedereen heeft toegang tot goede technologie."

  • Weerlegging: "Scholen kunnen samenwerken om technologie aan alle studenten beschikbaar te stellen."

  • Het weerleggen van tegenargumenten maakt je betoog sterker.

Slide 17 - Diapositive

Wat is een standpunt? 
Hoe herken je een standpunt?

Slide 18 - Diapositive

En nu nog kort samengevat

Slide 19 - Diapositive

De opbouw van een betoog
  • Inleiding
  • Start met een pakkende zin.
  • Introduceer het onderwerp en je stelling.

  • Kern
  • Geef 3 sterke argumenten en werk ze uit met voorbeelden.
  • Bespreek en weerleg 1-2 tegenargumenten.

  • Conclusie
  • Vat de belangrijkste punten samen.
  • Herhaal je stelling en eindig met een krachtige afsluiter.












Slide 20 - Diapositive

Schrijf nu zoveel mogelijk op over wat je geleerd hebt over een betoog

Slide 21 - Question ouverte

Terugblik 

Slide 22 - Diapositive