Begrijpend lezen

Gebarentolk vaker in beeld
Nieuwsbegrip maandag 6 april
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Gebarentolk vaker in beeld
Nieuwsbegrip maandag 6 april

Slide 1 - Diapositive

Wanneer zag jij een gebarentolk?

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Diapositive

Waar denk je dat de tekst over gaat?

Slide 4 - Question ouverte

In regel 12 staat het woord hanteren. Wat betekent hanteren?
A
bedenken
B
gebruiken
C
proberen
D
verwachten

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

In regel 37-38 staat:
Al sinds 1998 pleiten verenigingen........
Wat betekent pleiten voor?
A
proberen om ergens voordeel van te krijgen
B
proberen om iets te vergeten
C
proberen om iets voor elkaar te krijgen
D
proberen om iets weg te krijgen

Slide 7 - Quiz

Een boek lezen
Ik geef aan jou
Jij geeft aan mij.

Slide 8 - Question de remorquage

Slide 9 - Diapositive

Wat betekent erkennen?
A
heel bekend maken
B
officieel goedkeuren
C
professioneel maken
D
slecht namaken

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Welke conclusie kun je trekken na het lezen van de tekst?
A
Het is belangrijk dat alle doven en slechthorenden in Nederland de Nederlandse Gebarentaal leren.
B
Het is belangrijk dat er een gebarentolk is bij belangrijke mededelingen op tv, omdat veel mensen de Nederlandse Gebarentaal als moedertaal hebben.
C
Het is belangrijk dat iedereen de Nederlandse Gebarentaal leert om de doventolk op televisie te kunnen begrijpen.
D
Het is belangrijk dat de Nederlandse Gebarentaal een officiële taal wordt, zodat iedereen deze taal op school kan leren.

Slide 12 - Quiz

Bedenk een vraag over de tekst voor je Bedenk een vraag over de tekst voor je klasgenoten. Het antwoord moet in de tekst staan!

Slide 13 - Question ouverte

Wil je zelf ook gebarentaal leren?
Bekijk de volgende slide.
Kun je je eigen naam spellen met gebaren?

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Diapositive

Wat vond je van deze les?
A
makkelijk
B
moeilijk
C
leuk
D
niet leuk

Slide 16 - Quiz