Overal 4.3 Radioactief verval

• Scheikunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 4

Paragraaf 3

Radioactief verval

Planning

Huiswerk bespreken

Leerdoelen

Herhalen

Uitleg

Oefenen

Huiswerk bespreken

Hoofdstuk 4 - Chemie 

Paragraaf 4 - Straling 

 

Opgaven: 92, 93, 95, 97, 100, 102, 103, 110, 111, 112

Vragen?

Leerdoelen

Leerdoelen:

• Je leert dat kernstraling schade kan veroorzaken in atomen en moleculen;
• Je leert wat het verband is tussen de tijd en de sterkte van een radioactieve bron. 

Doordringend vermogen

Alfastraling: klein doordringend vermogen.

Bètastraling: groter doordringend vermogen

Gammastraling: groot doordringend vermogen. 

Ander woord voor doordringend vermogen is dracht. 

Ioniserend vermogen

Ioniserende straling is straling die schade veroorzaakt aan atomen en moleculen van de stof waar het doorheen gaat. 

Alfastraling: groot ioniserend vermogen.

Bètastraling: kleiner ioniserend vermogen

Gammastraling: klein ioniserend vermogen. 

De verschillende soorten straling hebben een verschillend doordringend vermogen.
Welke stralingssoort gaat wel door de opperhuid heen, maar bereikt niet de organen?

1. Alfastraling
2. betastraling
3. gammastraling

Niet alle soorten straling zijn even gevaarlijk.

Welke straling is het minst gevaarlijk bij bestraling van buitenaf?

1. Alfastraling
2. Betastraling
3. Gammastraling

Halveringsdikte

Gammastraling kan heel ver in een stof doordringen. Een maat voor het doordringend vermogen van gammastraling is de halveringsdikte.

Halfwaardetijd

De hoeveelheid radioactieve stof wordt na verloop van tijd steeds kleiner. 

De halfwaardetijd is van een radioactieve stof is de tijd die het duurt totdat nog de helft van de instabiele atoomkernen over is.

Een ander woord voor halfwaardetijd is halveringstijd. 

Vraag halveringstijd

Bij een schildklieronderzoek wordt 32 mg van de radioactieve isotoop jood-131 in het bloed van de patiënt gespoten.  

1. Zoek de halveringstijd op.
2. Bereken na hoeveel dagen er nog maar 2 mg over is.
   

Vraag halveringstijd

Bij een schildklieronderzoek wordt 32 mg van de radioactieve isotoop jood-131 in het bloed van de patiënt gespoten.  

         1. Zoek de halveringstijd op = 8 dagen 

         2. Bereken na hoeveel dagen er nog maar 2 mg over is.

Tijd (dagen)	0
Massa (mg)	32

Vraag halveringstijd

Bij een schildklieronderzoek wordt 32 mg van de radioactieve isotoop jood-131 in het bloed van de patiënt gespoten.  

         1. Zoek de halveringstijd op = 8 dagen 

         2. Bereken na hoeveel dagen er nog maar 2 mg over is.

Tijd (dagen)	0	8
Massa (mg)	32

Vraag halveringstijd

Bij een schildklieronderzoek wordt 32 mg van de radioactieve isotoop jood-131 in het bloed van de patiënt gespoten.  

         1. Zoek de halveringstijd op = 8 dagen 

         2. Bereken na hoeveel dagen er nog maar 2 mg over is.

Tijd (dagen)	0	8
Massa (mg)	32	16

Vraag halveringstijd

Bij een schildklieronderzoek wordt 32 mg van de radioactieve isotoop jood-131 in het bloed van de patiënt gespoten.  

         1. Zoek de halveringstijd op = 8 dagen 

         2. Bereken na hoeveel dagen er nog maar 2 mg over is.

Tijd (dagen)	0	8	16
Massa (mg)	32	16

Vraag halveringstijd

Bij een schildklieronderzoek wordt 32 mg van de radioactieve isotoop jood-131 in het bloed van de patiënt gespoten.  

         1. Zoek de halveringstijd op = 8 dagen 

         2. Bereken na hoeveel dagen er nog maar 2 mg over is.

Tijd (dagen)	0	8	16
Massa (mg)	32	16	8

Vraag halveringstijd

Bij een schildklieronderzoek wordt 32 mg van de radioactieve isotoop jood-131 in het bloed van de patiënt gespoten.  

         1. Zoek de halveringstijd op = 8 dagen 

         2. Bereken na hoeveel dagen er nog maar 2 mg over is.

Tijd (dagen)	0	8	16	24
Massa (mg)	32	16	8

Vraag halveringstijd

Bij een schildklieronderzoek wordt 32 mg van de radioactieve isotoop jood-131 in het bloed van de patiënt gespoten.  

         1. Zoek de halveringstijd op = 8 dagen 

         2. Bereken na hoeveel dagen er nog maar 2 mg over is.

Tijd (dagen)	0	8	16	24
Massa (mg)	32	16	8	4

Vraag halveringstijd

Bij een schildklieronderzoek wordt 32 mg van de radioactieve isotoop jood-131 in het bloed van de patiënt gespoten.   

         1. Zoek de halveringstijd op = 8 dagen  

         2. Bereken na hoeveel dagen er nog maar 2 mg over is.

Tijd (dagen)	0	8	16	24	32
Massa (mg)	32	16	8	4

Vraag halveringstijd

Bij een schildklieronderzoek wordt 32 mg van de radioactieve isotoop jood-131 in het bloed van de patiënt gespoten.   

         1. Zoek de halveringstijd op = 8 dagen  

         2. Bereken na hoeveel dagen er nog maar 2 mg over is.

Tijd (dagen)	0	8	16	24	32
Massa (mg)	32	16	8	4	2

Je hebt 90 gram stikstof-13.
a. Wat is de halfwaardetijd van stikstof-13?
b. Na hoeveel minuten heb je nog maar 2,8 gram stikstof-13 over?

Opgaven

Overal (niet het chemie boek)

Hoofdstuk 4

Paragraaf 3

Opgaven: 60, 61, 62, 63 & 64