Vul het juiste schooltaalwoord in bij de zin.
Kies uit: beschrijven, onderzoeken, samenvatten, verklaren, beoordelen.
1. De wetenschapper wil eerst het probleem goed __________ voordat hij een oplossing zoekt.
2. Kun je in een paar zinnen het verhaal __________?
3. Kun je precies __________ hoe het dier eruitziet?
4. De leraar gaat mijn werkstuk __________ en een cijfer geven.
5. Kun je __________ waarom je die keuze hebt gemaakt?