Grammatica zinsdelen onderwerp

Voorleeswedstrijd
Je krijgt straks filmpjes te zien van:

Jason, Eshaan en Christy

Hierna mag je 1x stemmen
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Voorleeswedstrijd
Je krijgt straks filmpjes te zien van:

Jason, Eshaan en Christy

Hierna mag je 1x stemmen

Slide 1 - Diapositive

Wie is de winnaar van de voorleeswedstrijd?
Jason
Eshaan
Christy

Slide 2 - Sondage

Grammatica zinsdelen


onderwerp


Slide 3 - Diapositive

Grammatica zinsdelen
Het onderwerp
Lesdoelen
1. Je weet wat een onderwerp van een zin is.
2. Je kent twee manieren om het onderwerp te vinden in een zin.
3. Je weet dat de persoonsvorm en het onderwerp bij elkaar horen.
4. Je kunt het onderwerp vinden in een zin.

Slide 4 - Diapositive

De persoonsvorm is altijd....
A
een persoon
B
een werkwoord

Slide 5 - Quiz

Mijn oudste broer kijkt heel vaak naar Netflix.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 6 - Question ouverte

Mijn ouders zouden graag op vakantie willen.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 7 - Question ouverte

Het onderwerp (ow) :

- geeft aan wie of wat iets doet in de zin.
- is een mens, dier, ding, plant of eigennaam of het verwijst naar een mens, dier, ding, plant of eigennaam.
- heeft ALTIJD hetzelfde getal als de persoonsvorm. Ze staan dus allebei in het enkelvoud OF allebei in het meervoud. 


Slide 8 - Diapositive

Hoe vind je het onderwerp (ow) ?

1. Verander de persoonsvorm van getal. (van enkelvoud maak je dus meervoud of andersom)
Het woord dat mee moet veranderen, is het onderwerp

2. Stel de vraag wie of wat + persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp

Slide 9 - Diapositive

Wat is het onderwerp?
Na school gingen de leerlingen naar huis.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
Gelukkig ruimde Sjoerd zijn spullen meteen op.

Slide 11 - Question ouverte

persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
eet
Piet
vallen
de stoel
de hond
sliep
de rozen
bloeide

Slide 12 - Question de remorquage

Bespreken huiswerk

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Huiswerk - opdracht 2


5. Het favoriete programma van Jasper komt elke avond op de tv. 

6. Pas na een week had Soumaya mij het geleende geld terugbetaald. 



Slide 15 - Diapositive

Huiswerk - opdracht 3


1. Het boek Spijt van Carry Slee heb ik met veel plezier gelezen. 

Het boek Spijt van Carry Slee hebben ik met veel plezier gelezen.

Het boek spijt hebben wij met veel plezier gelezen. 



Slide 16 - Diapositive

Huiswerk - opdracht 3


2. De personen zijn levensecht beschreven. 

De personen is levensecht beschreven.

De persoon is levensecht beschreven.


Slide 17 - Diapositive

Huiswerk - opdracht 3


3. pv = moeten, ow = lezers
4. pv = vonden, ow = Twee klasgenoten van Jochem
5. pv = sprak, ow = De lerares
6. pv = vind, ow = Ik


Slide 18 - Diapositive

Huiswerk - opdracht 4


  1. De verpakkingen van levensmiddelen moeten E-nummers vermelden. 
  2. De chauffeur van Tram 1 zegt iedereen vriendelijk goedemorgen. 
  3. In onze schoolkantine worden lekkere broodjes met gezond beleg verkocht.


Slide 19 - Diapositive

Huiswerk - opdracht 4


4. De kitesurfers aan het strand maken prachtige            springen. 
5. Wanneer mogen de leerlingen van de                         brugklas naar het theater?
6. Bij ons in de schuur staat een elektrische fiets met      minstens zeven versnellingen



Slide 20 - Diapositive

Ik kan het onderwerp in de zin vinden.
010

Slide 21 - Sondage

Huiswerk
Maak de opdracht'
 'Oefening B1b - persoonsvorm, onderwerp en werkwoorden'

Je vindt die in Teams bij Opdrachten

Slide 22 - Diapositive