Les 5 (21 september 2024)

L5 Wat doen we vandaag? 

1. Hoe ging het huiswerk?

2.  Herhaling Cursus 5 (Grammatica):  §1 (persoonsvorm) en §3  (werkwoordelijke gezegde).  
3. Nieuw: Cursus 5 (Grammatica):  §7 (Lijdend voorwerp)

3. Huiswerk voor komende week 

4. Inloginstructies diataal
Laatste helft van de les: 
Zelf doen:  Diataal: Diatekst toets. 

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecondary EducationAge 12

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

L5 Wat doen we vandaag? 

1. Hoe ging het huiswerk?

2.  Herhaling Cursus 5 (Grammatica):  §1 (persoonsvorm) en §3  (werkwoordelijke gezegde).  
3. Nieuw: Cursus 5 (Grammatica):  §7 (Lijdend voorwerp)

3. Huiswerk voor komende week 

4. Inloginstructies diataal
Laatste helft van de les: 
Zelf doen:  Diataal: Diatekst toets. 

Slide 1 - Diapositive

Hoe ging het met huiswerk maken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage

Hoe lang duurde het huiswerk maken ongeveer?
minder dan 1.5 uur
meer dan 1.5 uur

Slide 3 - Sondage

Herhaling: Wat is ook alweer de Persoonsvorm (PV) in een zin?
  • De persoonsvorm in een zin is het werkwoord (als het er is) dat zich aanpast aan het onderwerp in de zin. 
  • Als je van de zin een vragende zin maakt (zonder woorden aan de zin toe te voegen) dan staat de persoonsvorm meestal vooraan. 

  • Bijv. De kat zit op de mat.  Zit de kat op de mat? 

Slide 4 - Diapositive

Herhaling: Wat is ook alweer het onderwerp (ow) in een zin? 
  • Het onderwerp van de zin (als het er is - bijna altijd!) is vaak de persoon, dier of ding in de zin dat iets doet (of wil doen, zal doen, etc).

  • Test:  Wie of wat + PV?  
  • Bijv. De kat zit op de mat. PV = zit. 
    Wie of wat zit op de mat?
    De kat.  

Slide 5 - Diapositive

Herhaling:  Wat is ook alweer het werkwoordelijk gezegde (wg) in een zin?
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’  (of wil doen, moet doen, enz.) of wat het onderwerp ‘overkomt’ (of zal overkomen, enz.) 
  • Nb. als het onderwerp tenminste iets doet of overkomt! Zo ja..:  
  • Alle werkwoorden in een (niet-samengestelde) zin vormen samen het werkwoordelijk gezegde (WG).  

  • Bijvoorbeeld: in de zin "De kat zit op de mat.", is het WG 'zit'. En dat is ook de PV.   De PV is hier het WG.   

Slide 6 - Diapositive

De groene kat is over straat gelopen.

wat is WWG ?
A
is
B
gelopen
C
is gelopen

Slide 7 - Quiz

werkwoordelijk gezegde?

Hij heeft gisteren zijn pap niet gegeten.
A
hij heeft
B
heeft
C
heeft gegeten
D
heeft zijn pap gegeten

Slide 8 - Quiz

Het werkwoordelijk gezegde?

Wie was er vanmiddag aan het spelen?
A
wie
B
was
C
was spelen
D
was aan het spelen

Slide 9 - Quiz

werkwoordelijk gezegde?
Mijn vader wil mijn kamer opnieuw schilderen.
A
wil
B
wil schilderen
C
wil opnieuw schilderen
D
schilderen

Slide 10 - Quiz

Het lijdend voorwerp (lv)
  • Het lijdend voorwerp (lv) ondergaat of overkomt de handeling in de zin (als er tenminste iets of iemand de handeling ondergaat of overkomt!) 
  • Bijvoorbeeld: De aardige vrouw geeft een bos bloemen aan de oude dame.
  •   Handeling = geeft
  •   Lv = een bos bloemen

Slide 11 - Diapositive

Het lijdend voorwerp (zinsdeel)
Hoe vind je het lv (lijdend voorwerp) in de zin?
> Zoek de pv (persoonsvorm)
> Zoek het wg (werkwoordelijk gezegde) 
> Zoek het ow (onderwerp)

Vraag: Wie/wat + wg + ow = lijdend voorwerp

Slide 12 - Diapositive

De lerares
geeft
een proefwerk.
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
werkwoordelijkgezegde

Slide 13 - Question de remorquage

Ik veeg mijn voeten op de deurmat.

Lijdend voorwerp =
A
Ik
B
mijn voeten
C
op de deurmat
D
geen lijdend voorwerp

Slide 14 - Quiz

Anton brengt zijn zusje naar school.

Lijdend voorwerp =
A
Anton
B
brengt
C
zijn zusje
D
er is geen lijdend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Jorrit
wil
vanavond
een pizza
bestellen.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 16 - Question de remorquage

Heeft elke zin een lijdend voorwerp?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

Zelfevaluatie:
"Ik kan het lijdend voorwerp van een zin vinden"
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
-510

Slide 18 - Sondage

Lesafsluiting
Volgende week weer een online les. 

▪ Cursus 5 Grammatica   
§7 lijdend voorwerp, opdracht 2 en 3  
  
▪ Cursus 1 meer dan lezen -  §4 lees de theorie door en tekst 1-5 (blz 31-35) (dit was ook het huiswerk van vorige week) en maak opdracht 3 en 5. 
  
  

Slide 19 - Diapositive

Diataal toets: diatekst
- Ga naar www.diatoetsen.nl/login. Vul je gebruikersnaam in en je wachtwoord in - zie blad van diataal.
- Er staan 1 toets klaar: Diatekst (Begrijpend lezen)
- Start met de toets. 

Probeer de toets helemaal af te maken. Heb je geen tijd? Stop de toets dan: je kunt het een andere keer afmaken. 

Slide 20 - Diapositive