Oefenen met toets vragen

• Geschiedenis
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Herhaling van hoofdstuk 1

• Weet je welke leerdoelen er in Hoofdstuk 1 zijn

• Heb je geoefend met de stof  

Aan het einde van deze les 

Bronnen

Wat zijn primaire bronnen?

1. zijn ongeschreven bronnen
2. Zijn bronnen die archeologen hebben gevonden
3. Zijn bronnen die direct door een persoon zijn gemaakt in de geschiedenis
4. Zijn bronnen die door tussenpersonen bewerkt.

primaire bronnen

Secundaire bronnen

Jagers en verzamelaars 

Welke stelling over de jagers en verzamelaars is juist?

1. De mannen waren de jagers en de vrouwen deden het verzamelen van voedsel
2. Landbouw was het voornaamste middel van bestaan
3. De Jagers en Verzamelaars kunnen ook wel nomaden genoemd worden
4. De Jagers en verzamelaars leefde in de ijzertijd

De foto is een voorbeeld van een nomaden samenleving

1. Juist
2. Onjuist

Gevolgen van de landbouwrevolutie 

Gevolgen van de irrigatielandbouw

Mensen gaan op een vaste plek wonen 

Het ontstaan van sociale gelaagdheid 

Specialisatie in beroepen

mensen gaan stevige huizen bouwen 

Er ontstaan dorpen

Er ontstaan steden

Het Oude Egypte 

De Egyptenaren hadden een polytheïstisch geloof.
Waar geloofden ze in?

1. De Egyptenaren geloofden in een God
2. De Egyptenaren geloofden niet in Goden
3. We weten niet waar de Egyptenaren in geloofden
4. De Egyptenaren geloofden in meerdere goden

Wat is de juiste volghorde in macht?
Begin met de persoon(nen) met de meeste macht.

1. Farao - slaven - schrijvers- priesters
2. Farao - priesters - schrijvers - slaven
3. Farao - schrijvers - priesters - slaven
4. Farao - slaven - priesters - schrijvers

Begrippen

Wat houd de landbouwrevolutie in?

Wat is irrigatielandbouw?

Wat weet je op de toets?

1. Je kunt vertellen of een bron geschreven, ongeschreven, primair of secundair is. 

2. Je kunt de leefwijze van jagers en verzamelaars beschrijven en het begrip nomaden uitleggen. 

3. Je kunt de begrippen landbouwrevolutie en irrigatielandbouw uitleggen en de gevolgen ervan omschrijven.

4. Je weet hoe de staat Egypte is ingedeeld en welke rol religie speelde. 

5. Je kent de steden Uruk en Nineveh en weet waarom deze steden belangrijk waren. 

6. Je hebt inzicht in volghorde van gebeurtenissen en kunt deze op chronologische volghorde zetten.