Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Finish H2
Voedsel in de Verenigde Staten
Slide 1 - Diapositive
Welk soort landbouw hoort op de plek van de letter A (Paarse gedeelte)
A
Intensieve veeteelt
B
Extensieve veeteelt
C
Tuinbouw
D
Bosbouw
Slide 2 - Quiz
Waarover geeft het begrip voedingswaarde informatie?
A
Hoeveel vetten er in een product zitten
B
Hoe duur het voedsel is
C
Hoeveel voedingsstoffen er in een product zitten
D
Hoe veel suiker er in voedsel zit
Slide 3 - Quiz
Wat betekend het begrip infrastructuur?
A
Alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te vervoeren
B
Alle voorzieningen die nodig zijn om te kunnen lopen en auto rijden
C
Alle voorzieningen die nodig zijn voor het verplaatsen van informatie
D
Alle voorzieningen die nodig zijn om pakketjes te vesturen
Slide 4 - Quiz
Waarom zijn er minder loop- en fietspaden in de VS dan in Nederland
A
Omdat het duur is
B
Omdat de VS meer reliëf heeft dan Nederland
C
Omdat loop- en fietspaden niet gebruikt worden
D
Omdat het niet mooi is
Slide 5 - Quiz
Gemiddeld haalt een Amerikaan meer dan 50% van zijn of haar dagelijkse calorieën uit fastfood.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Wat is een food swamp?
A
Fastfood restaurants die met elkaar concurreren
B
Fastfood restaurants die met elkaar op één plek zitten
C
De afwezigheid van fastfood restaurants in een gebied
D
Fastfood restaurants die alleen op één plek zitten
Slide 7 - Quiz
Waarom kunnen rijkere mensen vaker gezonder eten dan armere mensen in Amerika?
A
Rijkere mensen hebben meer geld voor een auto
B
Fastfood is vaak prijziger dan gezond eten
C
Gezond eten is vaak prijziger dan fastfood
D
In armere wijken vind je minder supermarkten en markten
Slide 8 - Quiz
Noteer twee dingen waardoor deze foto past bij intensieve landbouw.
Slide 9 - Question ouverte
Jeffrey zegt: ‘In Central Valley is de landbouw intensiever dan in het Great Basin’. Hind zegt: ‘In de Great Plains is met irrigatie intensieve akkerbouw mogelijk.’
Wat is juist?
A
Jeffrey en Hind hebben allebei gelijk
B
Jeffrey heeft gelijk, Hind heeft ongelijk
C
Jeffrey heeft ongelijk, Hind heeft gelijk
D
Jeffrey en Hind hebben allebei ongelijk
Slide 10 - Quiz
De Verenigde Staten importeren Thee en Zuivel. Leg voor BEIDEN uit waarom ze dat importeren
Slide 11 - Question ouverte
Welke vorm van landbouw vind je in de berggebieden van de Verenigde Staten? → Leg uit waarom deze vorm van landbouw daar voorkomt.
Slide 12 - Question ouverte
Combineer de afbeeldingen met de juiste sector
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Slide 13 - Question de remorquage
Sleep de woorden naar de afbeelding die erbij passen. Meerdere woorden zijn goed
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Lager opgeleide arbeiders
Hoger opgeleide arbeiders
Central Valley
Great Plains
Slide 14 - Question de remorquage
Sleep de woorden naar de afbeelding die erbij passen. Meerdere woorden zijn goed
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Lager opgeleide arbeiders
Hoger opgeleide arbeiders
Central Valley
Great Plains
Slide 15 - Question de remorquage
Sleep de woorden naar de afbeelding die erbij passen. Meerdere woorden zijn goed
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Lager opgeleide arbeiders
Hoger opgeleide arbeiders
Central Valley
Great Plains
Slide 16 - Question de remorquage
Is het eetpatroon van 1970 of dat van 2014 ongezonder?
A
1970
B
2014
Slide 17 - Quiz
Leg je antwoord bij de vorige vraag uit. Gebruik in je antwoord de woorden 'hoeveelheid calorieën' en 'voedingswaarde'
Slide 18 - Question ouverte
Leeft de Amerikaanse of de Nederlandse bevolking gemiddeld gezonder? Gebruik in je antwoord de woorden overgewicht en beweging.
Slide 19 - Question ouverte
Noteer drie voorbeelden van milieuproblemen die ontstaan doordat er wereldwijd steeds meer voedsel geproduceerd moet worden.
Slide 20 - Question ouverte
Jaedan kan ’s ochtends kiezen tussen een kop thee of een glas melk bij het ontbijt. → In welk product zit meer onzichtbaar water? → Leg je antwoord uit.
Slide 21 - Question ouverte
Waar welke vorm van landbouw mogelijk is wordt bepaald door:
A
Reliëf en klimaat
B
Weer en klimaat
C
Reliëf en oppervlakte
Slide 22 - Quiz
De Appalachen zijn een ...
A
Hooggebergte
B
Laaggebergte
C
Middelgebergte
D
Hoogvlakte
Slide 23 - Quiz
In de Great Plains is er een steppeklimaat. Het is er droog en boeren gebruiken irrigatie.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
Aan de loefzijde van de berg is het vaak droog
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quiz
Waarom voeren de Verenigde Staten koffie en cacao in?
Slide 26 - Question ouverte
Mensen die in de voedselverwerkende industrie werken, werken in de secundaire sector.