A2D P2 les 8 - CBZ (19-01-2021)

¡Bienvenidos!
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

¡Bienvenidos!

Slide 1 - Diapositive

Afspraken online lessen

Slide 2 - Diapositive

¿Preguntas?

Slide 3 - Diapositive

Vocabulario: 
4.1 t/m 4.4
Frases clave p.6-7

Grammatica: 
-negación (ontkenning) 
- hoe vaak; 
- kloktijden; 
- getallen 0-100
- gustar
- presente
-onregelmatige ik-vorm 
hacer, salir, ir, dar, jugar, dormir acostarse, levantarse

Slide 4 - Diapositive

El programa de hoy
  •  Corregimos los deberes
  • Hoe vaak 
  • la negación/ de ontkenning


Slide 5 - Diapositive

WB p. 41 ejercicio 2



 son las nueve en punto. 


son las cuatro y media 
son las siete y cuarto
son las ocho y cuarto 
son las ocho menos cuarto
son las nueve menos cuarto
son las doce y veinte
son las cinco y media 
A
B
C
D
E
F
G
H

Slide 6 - Question de remorquage

WB p. 46 ej 11
zie de vervoegingen op de volgende slides

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

WB p. 46 ej. 12a
Vul je antwoorden in op de volgende dia's

Slide 11 - Diapositive

Typ hier de vervoeging van het werkwoord 'IR'

Slide 12 - Question ouverte

Typ hier de vervoeging van het werkwoord 'hacer'

Slide 13 - Question ouverte

Typ hier de vervoeging van het werkwoord 'SALIR'

Slide 14 - Question ouverte

Typ hier de vervoeging van het werkwoord 'TENER'

Slide 15 - Question ouverte

typ hier de antwoorden van 9A

Slide 16 - Question ouverte

typ hier de antwoorden van 9B

Slide 17 - Question ouverte

typ hier de antwoorden van 10B

Slide 18 - Question ouverte

La negación
Niet of Geen = NO. 
No quiero bailar. = Ik wil niet dansen.
Ahora no tengo clases. = Nu heb ik geen lessen.

Het woordje 'no' komt vóór de persoonsvorm. In de volgende zinnen is de
persoonsvorm onderstreept.

Nada = Niets
Nadie = Niemand
Nunca = Nooit


LET OP: Heb je twee ontkenningen na elkaar? Dan gebruik je no... ni..., ni...
Mijn padre no es ni alto, ni bajo. Mijn vader is niet lang en niet kort.



Deze woorden komen direct achter de persoonvorm
Flor no dice nada
No hay nadie en casa 
No voy nunca al comedor
De woorden nunca en nadie kunnen ook voor de persoonsvorm staan. Dan gebruik je geen no meer.  
                                               
                                            Nunca voy al cine
                                            Nadie tiene hambre 

Slide 19 - Diapositive

Hablas demasiado rápido, no comprendo (niets)

Slide 20 - Question ouverte

Silvia está asombrada. Ella no había visto (nooit) a un hombre tan alto.

Slide 21 - Question ouverte

No hay (niemand) en el concierto

Slide 22 - Question ouverte

Vertaal 'NO'

Slide 23 - Question ouverte

Hoe vaak iets gebeurt
Als je wilt aangeven hoe vaak iets gebeurt, gebruik je de volgende woorden.

Estudio todos los días.
Tengo una hora de recreo al día.
A veces llego tarde a clase.
Muchas veces voy en bicicleta.
Hago mis deberes casi siempre.
No ordeno nunca mi habitación.
Entreno dos veces por semana.
Entreno dos veces a la semana


Ik studeer elke dag.
Ik heb een uur pauze per dag.
Soms kom ik te laat in de les.
Ik ga vaak met de fiets.
Ik doe mijn huiswerk bijna altijd.
Ik ruim nooit mijn kamer op.
Ik train twee keer per week.
Ik train twee keer per week.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive